Liberaal Groen ziet koppelkansen in de veehouderij
Het kan beter voor klimaat, natuur en dierenwelzijn.
In de inbreng van Liberaal Groen over veehouderij in het VVD-verkiezingsprogramma zijn we bewust zo dicht mogelijk bij het programma van twee jaar geleden gebleven. Deels omdat we hier overlapping hebben met zowel het thematisch netwerk LNV als de vorig jaar opgerichte Liberale Dierenvrienden. Deels omdat het overlapt met mijn werkzaamheden bij de Dierencoalitie. Toch noopte de actualiteit ons wel tot enkele aanpassingen.
Voor Liberaal Groen zijn klimaat en verduurzaming van onze economie de prioriteiten. We willen meer spoor, ook als daar soms een dassenburcht voor moet wijken. We zijn vóór uitbreiding van wind op zee. Dat is de afgelopen jaren zo snel gegaan, dat we op dagen dat het hard waait meer groene stroom opwekken dan we kwijt kunnen, dus worden turbines nu soms afgeschakeld.
Ons Team Energie stelt onder meer voor om het gebruik van elektrische auto’s als buurt- of thuisbatterij te stimuleren, de kosten en baten van het valmeer Delta21 te onderzoeken voor elektriciteitsopslag, en de tendering van nieuwe windparken af te stemmen op de verwachte vraag. Dat geeft tijd om onderzoek te doen en af te ronden naar de effecten van wind op zee op waterdieren en vogels. Team Voedsel kijkt met belangstelling naar de kweek van schelpdieren en zeewier tussen windparken.
Vanuit Team Voedsel voegen we hoog over toe dat de inzet moet zijn: ‘integraal beleid voor klimaat, natuur en dierenwelzijn.’
Zoals Christianne van der Wal het treffend zei in één van haar laatste debatten als minister voor Natuur en Stikstof:
Ik ben ontzettend blij dat ik de hele Kamer hoor praten over het belang van natuurherstel. Dat doet me deugd als minister voor Natuur. Ik weet echter ook dat op het moment dat er echte keuzes moeten worden gemaakt tussen economische activiteiten of de natuur, uw Kamer vaak kiest voor economische activiteiten. Dat hebben we decennialang gedaan.
Meer dan techniek
De dierwaardige veehouderij is daar een voorbeeld van. Een dierwaardige veehouderij is extensief: met meer ruimte per dier. Liberaal Groen wil daarnaast minder soja uit Zuid-Amerika importeren, waar de teelt grootschalige ontbossing in de hand werkt. Daardoor neemt de natuurlijke koolstofopname van de aarde af, wat de klimaatverandering versnelt, en sterven dier- en plantensoorten uit. Vandaar dat we óók pleiten voor een meer ‘grondgebonden’ veehouderij: veevoer en mestafzet uit en in de buurt. We zien daarin voordelen voor klimaat én natuur.
Toch rept het Klimaatplan van het inmiddels demissionaire kabinet vooral over technologische innovaties om emissies van veeteelt terug te dringen en af te vangen. Daar is Liberaal Groen ook voor. Zo leerden we bij Planet B.io in Delft dat uit afgevangen emissies van bijvoorbeeld de staalindustrie ethanol en schone vliegtuigbrandstof kan worden gemaakt — een prachtige innovatie! Biogas en Renure bieden al op korte termijn kansen om kringlopen in de veehouderij te sluiten.
Maar dat kan niet de enige oplossing zijn. Als we én emissies in de landbouw naar bodem, lucht en water willen normeren en beprijzen (zoals Liberaal Groen al enkele jaren voorstelt) én techniek om uitstoot te vermijden gaan subsidiëren (zoals minister van Landbouw Femke Wiersma voorstelt), dan voelt het voor de boer tegenstrijdig wanneer de overheid en samenleving óók vragen om bijvoorbeeld meer weidegang voor runderen en buitenuitloop van kippen en varkens. In de Wet dieren is vorig jaar immers vastgelegd dat de veehouderij in uiterlijk 2040 moet voorzien in de ‘natuurlijke gedragsbehoeften’ van dieren.
Weidegang voor runderen leidt tot minder ammoniakvorming in de stal (schadelijk voor de lokale natuur) en minder uitstoot van methaan, maar mogelijk wel meer uitstoot van lachgas (ook een broeikasgas).
Buitenuitloop van kippen en vooral varkens zou, met het huidige aantallen dieren, sowieso tot een hoge uitstoot leiden. Een flink deel van die emissies worden nu met luchtwassers voorkomen. Hoewel die letterlijk de lucht wassen die de stal uitgaat, schonen ze de lucht ín de stal niet op. De dieren die binnen staan, hebben er dus niets aan. (Ik schreef in februari een nieuwsbrief over de giftige lucht in varkensstallen.)
Hoewel minister Wiersma (BBB) volhoudt dat nog niet bewezen is dat varkens van nature graag buitenkomen, kan ook zij niet ontkennen dat runderen van nature grazen en dat alle dieren behoefte hebben aan frisse lucht. In haar uitwerking van het amendement van Tjeerd de Groot (D66) en Thom van Campen (VVD), waarmee de dierwaardige veehouderij in 2024 wet werd, heeft zij dan ook alvast conceptteksten opgenomen voor weidegang en buitenuitloop. Maar die worden wat haar betreft pas ingevoerd als en wanneer aan tal van ‘randvoorwaarden’ is voldaan, zoals inkadering binnen bestaan milieubeleid (voor klimaat, natuur en water) en het verdienvermogen van boeren.
Wat moet de boer?
Daar zit ik persoonlijk mee in de maag vanwege het dierenwelzijn. (Meer daarover in mijn nieuwsbrief van 25 juni.) Voor VVD’ers is het (ook) frustrerend dat Wiersma, met een beroep op ‘duidelijkheid’ voor boeren, deze ondernemers eigenlijk opscheept met onzekerheid. Moet een varkensboer die tussen nu en tien jaar een nieuwe stal wil bouwen, investeren in nieuwe luchtwassers? Of kiest ze beter voor een vrije uitloop, zodat de varkens in de grond kunnen wroeten en ‘s zomers een modderbad kunnen nemen?
De overheid zegt nu: doe maar alle twee. Er zijn nog steeds subsidies voor luchtwassers en andere emissiereducerende maatregelen, maar zal een volgend kabinet met misschien GroenLinks-PvdA die doortrekken? Het keurmerk Beter Leven van de Dierenbescherming stelt vrije uitloop van varkens als voorwaarde voor 2 sterren. Voor het vlees van die varkens zouden consumenten meer betalen, zodat de boer de nodige investering in verbouw en kosten van extensivering kan terugverdienen. Maar de ervaring leert dat vrijwel alle consumenten kiezen voor óf het goedkoopste óf het beste. De keuze voor de varkenshouder is dus tussen zo emissiearm en zo goedkoop mogelijk of biologisch, wat automatisch 3 sterren krijgt van Beter Leven. Een tussenmarkt bestaat (nog) niet.
‘Zo emissiearm en zo goedkoop mogelijk’ betekent voor dierenwelzijn: voldoen aan de normen (dus laagste eisen) in de wet. Die wil de VVD tussen nu en 2040 verhogen. Daarbij houden we rekening met onderzoek dat nog moet worden gedaan en de tijd die het vergt om nieuwe concepten in de markt te zetten, maar het einddoel blijft dat alle dieren uiteindelijk hun wat de wetenschappers ‘soorteigen gedrag’ noemen, kunnen vertonen. Vandaar het tekstvoorstel van Liberaal Groen:
We maken de omslag naar een grondgebonden rundveehouderij in 2032 en een dierwaardige veehouderij in uiterlijk 2040. Daarvoor worden de gedragsbehoeften per diersoort en -ras wetenschappelijk vastgesteld en uitgewerkt in normen en tijdlijnen, bijvoorbeeld over het zogen van kalveren bij de koe en buitenuitloop van kippen en varkens, maar ook over fokkerij, transport en slacht. We bouwen tijd in voor de nodige pilots en opschaling, en voorkomen open normen in wet- en regelgeving die leiden tot juridische onzekerheid.
Van depositie naar emissie
Klimaat- en natuurbeleid begrenzen vervolgens hoeveel vee we waar kunnen houden. We reguleren we omvang van de veehouderij al lang met productierechten die zijn gekoppeld aan landelijke fosfaat- en stikstofplafonds, die weer voortvloeien uit Europese regelgeving in het belang van een gelijk speelveld.
Daar zitten volgens ons twee weeffouten in:
Voor beschermde natuur is minder relevant hoeveel verzurende stoffen, zoals stikstof, landelijk worden uitgestoten; wat ertoe doet, is hoeveel in de omgeving worden uitgestoten. Want de meeste stikstof blijft dichtbij.
We hebben de verlening van natuurvergunningen gekoppeld aan een modelering van stikstofneerslag (of -depositie). Dat is vanuit het oogpunt van natuurbescherming goed te verdedigen, maar de ondernemer beslist niet uit welke richting morgen de wind waait. Die heeft alleen zijn uitstoot (emissie) in de hand. Die uitstoot kan, in tegenstelling tot neerslag, ook op het bedrijf met sensoren worden gemeten. Daarom wil de VVD van depositie- naar emissiebeleid met ‘doelsturing’ voor ondernemers. Die krijgen dan gebieds- en liever nog bedrijfsspecifieke emissienormen om aan te voldoen.
De sector (of in ieder geval LTO) zegt dit ook te willen. Wiersma wil vooral ‘haalbare’ doelen voor alle boeren.
Team Voedsel van Liberaal Groen stelde vorig jaar in een onderzoek over de afrekenbare stoffenbalans voor om bestaande productierechten, die uitgaan van een gemiddelde uitstoot per kip of varken, om te zetten in emissierechten. Die zijn verhandelbaar, dus krijg je een systeem vergelijkbaar met ETS. We introduceren dan ook gelijk emissierechten voor eenden en kalveren, die nu van productierechten, en dus productiebeperkingen, zijn uitgezonderd. In die gift, en vervolgens het jaarlijks uit de markt nemen, van emissierechten kan een koppeling worden gemaakt met grondgebondenheid. Zo wordt de omvang van de kalverhouderij ‘vanzelf’ teruggebracht tot een omvang die aansluit op de melkveehouderij; een wens van de meeste partijen in de Tweede Kamer, ook de VVD. Een paar jaar gelden werden nog 40 procent van de kalveren in Nederland geïmporteerd.
Zodoende de volgende tekstvoorstellen voor het verkiezingsprogramma:
We vertalen generieke emissieopgaven naar gebieds- en bedrijfsspecifieke doelen om ruimte te bieden voor maatwerk en vakmanschap. Met metingen op bedrijfsniveau en een afrekenbare stoffenbalans staan boeren aan het roer van hun bedrijf en hebben zij zelf de regie in handen om emissies naar bodem, lucht en water terug te dringen. Een aantal middel- en gebruiksnormen wordt zo overbodig. Ook kan de verlening van natuurvergunningen worden vereenvoudigd. Voor CO₂ komt een Europees stelsel. In de tussentijd borgen we weidegang als emissiereducerende maatregel.
Door emissies van nutriënten te beprijzen, maken we het rendabel om waardevolle grond- en voedingsstoffen af te vangen of terug te winnen. Boeren die het snelst verduurzamen, kunnen geld verdienen door emissie- en fosfaatrechten te verhandelen. We sluiten hier geen diergroepen van uit.
Buffers van agrarische natuur
Om boeren in de rest van Nederland ‘haalbare’ emissiedoelen te geven, zijn eerst forse emissiereducties in de buurt van beschermde Natura 2000-gebieden nodig.
Professor Jan Willem Erisman hield Tweede Kamerleden in april voor dat de uitstoot van ammoniak in stroken van 2 tot 4 kilometer rondom Natura 2000 met zo’n 70 procent moet dalen om de opgave voor boeren elders in het land op circa 30 procent te krijgen. Uitgaande van het wettelijke doel om in 2035 driekwart van de beschermde natuur in Nederland onder de zogenoemde kritische depositiewaarden (KDW) te krijgen, waarboven een overdaad aan stikstof de natuur kan schaden. De details kun je teruglezen in een scenarioberekening van Erisman en Ton Brouwer, specialist in ruimtelijke analyse.
Noord-Holland draait de volgorde om. Daar kiest een coalitie van BBB, GroenLinks, PvdA en VVD voor een generieke reductie van 30 procent ammoniakuitstoot. In en nabij Natura 2000 komen gebiedsdoelen, die naar verwachting hoger zullen zijn.
Het demissionaire kabinet wil de KDW uit de wet halen en vervangen met een bredere beoordeling van de staat van de natuur. Met een andere methodiek veranderen bovengenoemde percentages en verhoudingen wellicht, maar de kern zal blijven: voor herstel van Natura 2000 moet economische — en dat is daar vooral agrarische — activiteit in de omgeving wijken.
Ons Team Water stelt voor om van die nood een deugd te maken, en in brede bufferzones random Natura 2000 tussenvormen tussen landbouw en natuur te onderzoeken en ontwikkelen. Na stikstof is hydrologie de tweede grootste drukfactor op beschermde natuur.
We denken aan kennisprogramma’s of transitiegebieden, zodat de overheid binnen de regels voor mededinging en staatssteun intensieve ondersteuning kan bieden aan boeren, marktpartijen en wetenschappers om nieuwe bedrijfsmodellen te ontwikkelen. Zoals pilots voor de dierwaardige veehouderij, maar ook de teelt van biobased bouwmaterialen en doorontwikkeling van regeneratieve landbouw.
Middelen daarvoor staan al op de begroting. Er komt volgend jaar 200 miljoen euro, en structureel 500 miljoen euro, bij voor agrarisch beheer van landschappen, natuur en water; een verviervoudiging van het budget.
Ruim 100.000 hectare landschap en natuur is al in agrarisch beheer. Doel is 195.000 hectare in 2030. De minister verwacht dat er in 2026 al zo’n 30.000 hectare bij zal komen, en geeft prioriteit aan langetermijnfinanciering van agrarisch natuurbeheer in leefgebieden van de grutto en in gebieden rondom stikstofgevoelige natuur.
Liever in één keer goed
Liberaal Groen heeft met bovenstaande niet een kant-en-klaar plan voor én een toekomstbestendige veehouderij én een robuuste natuur in Nederland. Dat vraag een expertise en detailniveau die wij zelfs binnen de VVD niet in een paar weken in stelling kunnen brengen, en die sowieso niet thuishoort in een verkiezingsprogramma. De landelijke politiek moet voor ons de grote lijnen uitzetten, en zich niet tot achter de komma willen bemoeien met hoeveel gram stikstof per hectare mag neerdalen of hoeveel meter bufferzone rondom ieder Natura 2000-gebied optimaal is. Daar betalen we met z’n allen specialisten voor, van ambtenaren op ministeries en in de provincies tot aan boswachters en dijkgraven.
We schetsen hiermee hopelijk wél de contouren van een integraal veehouderijbeleid dat recht doet aan klimaat, natuur en dierenwelzijn. En dat nog zoveel mogelijk ruimte laat aan ondernemerschap en vrije keuze.
Waar wij erg voor waken, is dat beleid één voor één — of erger: langs elkaar heen — wordt gemaakt. Door de opgaven in brokken op te delen, wordt die weliswaar behapbaarder, maar ook groter. En duurt het langer. Boeren weten nauwelijks meer waar ze aan toe zijn. Het één zit het ander in de weg. Natuurherstel blijft uit, waardoor boeren geen natuurvergunning krijgen om een diervriendelijke, duurzamere stal te bouwen. De broeikasgasemissies in de landbouw dalen niet meer. Sterker, die blijven al twintig jaar gelijk. Fosfor- en stikstofoverschotten in de bodem en naar de lucht zijn al vijftien jaar niet gedaald. Het dierenwelzijn verbetert met stapjes terwijl we een sprong vooruit kunnen en willen maken.