Liberaal Groen doet voorstellen voor een duurzamere voedselketen
Gezond en duurzaam eten is niet alleen de verantwoordelijkheid van boer en consument.
Team Voedsel van Liberaal Groen houdt zich niet alleen bezig met de productie, maar ook met de verwerking, verkoop en consumptie van voedsel. Deze derde en laatste nieuwsbrief over onze inbreng op het VVD-verkiezingsprogramma gaat over de verduurzaming van die schakels in de keten.
Nederland produceert ruim voldoende vlees en zuivel: drie tot vier keer meer dan we zelf consumeren. Bonen, groenten en fruit eten we meestal te weinig. Liberaal Groen is niet het VVD-netwerk van gezond eten, maar we zijn wel vóór het maken van samenhangend beleid. En hier zien we koppelkansen.
In mijn vorige nieuwsbrief schetste ik een veehouderijbeleid dat klimaat, natuur en dierenwelzijn ten goede komt. Een andere rode draad die door onze inbreng loopt, is de verwevenheid van voedselproductie en -consumptie. Schijnbaar evident, maar toch worden die twee in politiek en beleid gescheiden. Ook door de VVD. Dat maakt de verduurzaming van onze voedselketen niet eenvoudiger, noch het beheersbaar maken van maatschappelijke gezondheidskosten die het gevolg zijn van (te) veel ongezond eten.
Meeste emissies uit veehouderij
Zo’n 7 procent van de Nederlandse uitstoot van broeikasgassen is afkomstig uit de landbouw en nog eens 1 procent uit landgebruik (meestal bodemerosie, waarbij gassen die voorheen in de grond zaten vrijkomen). Daarvan komt weer een derde uit de glastuinbouw, die op aardgas stookt om kassen te verwarmen. Die sector heeft echter plannen om naar netto-nul emissies te gaan in 2040. Technologische innovaties om vlees- en zuivelalternatieven te produceren zijn nauwelijks vervuilend: voor kweekvlees en bijvoorbeeld yoghurt uit (precisie)fermentatie is vooral elektriciteit en water nodig. De grootste emissiebron in de landbouw — ook van verzurende gassen, zoals ammoniak — is de veehouderij.
Zo’n 70 procent van het landbouwareaal staat in dienst van de veeteelt. Hier grazen dieren of wordt veevoer geteeld. Zoals ik in de eerste van deze drie nieuwsbrieven schreef, ziet Liberaal Groen liever meer kassen en bos. Of, zoals ik in de daaropvolgende nieuwsbrief schreef, meer landschaps-, natuur- en waterbeheer door agrariërs die door de samenleving worden betaald. Zogenoemde ecosysteemdiensten zijn namelijk van waarde voor ons allemaal, maar niet of nauwelijks te commercialiseren.
Ons perspectief is een dierwaardige en meer grondgebonden veehouderij die minder belastend is voor de leefomgeving, en idealiter kringlopen sluit. Bijvoorbeeld door etensresten uit restaurants en de voedselverwerkende industrie als veevoer te gebruiken en niet méér mest te produceren dan akkerbouwers en tuinders nodig hebben.
Ook groene VVD’ers drijven graag handel, maar we vragen ons wel af of we met de export van niet alleen vlees en zuivel, maar ook nog eens 2,6 miljoen ton dierlijke mest per jaar de beperkte arbeidskrachten en (milieugebruiks)ruimte in Nederland optimaal benutten? Is het niet efficiënter om een deel van onze veestapel naar bijvoorbeeld Duitsland en Frankrijk en Oost-Europa te verhuizen, waar ze veel meer ruimte hebben? Dan verliezen wij inkomsten in vlees-, zuivel- en mestverwerking, maar komt er ook geld, persoon en ruimte vrij voor minder milieubelastende vormen van (meer plantaardige) voedselproductie in akkerbouw, tuinbouw en labs.
Overgewicht neemt toe
De Nederlandse vlees- en zuivelproductie zou dalen, maar dat is voor de volksgezondheid niet erg.
De consumptie van fruit, groenten en peulvruchten (bonen) is in vijftien jaar tijd met 20 procent gestegen terwijl de consumptie van rood en bewerkt vlees met zo’n 20 procent is gedaald. Maar nog steeds eten twee op de drie volwassen minder dan de dagelijkse aanbevolen hoeveelheid groente (200 gram) en vier op de vijf volwassenen minder dan de dagelijkse aanbevolen hoeveel fruit (ook 200 gram, ongeveer twee stuks). De meeste Nederlanders krijgen wél meer vet en zout binnen dan gezond is, maar te weinig vezels.
Een directe koppeling tussen bijvoorbeeld overconsumptie van (rood en bewerkt) vlees en zuivel, en de gezondheidskosten die daarmee gepaard gaan — zowel vermijdbare zorgkosten als misgelopen bedrijfsopbrengsten door verlaagde arbeidsproductiviteit — is lastig te maken. Meestal is iemands hele voedingspatroon ongezond, en eet hij of zij ook weinig groenten en drinkt veel alcohol of frisdrank.
Maar we weten wel dat wie meer plantaardig eet minder risico loopt op hart- en vaatziekten, diabetes type 2 en vormen van kanker. Aan de Universiteit van Maastricht zijn de maatschappelijke kosten van overgewicht geraamd op 79 miljard euro per jaar. Het RIVM ziet het aandeel Nederlanders met overgewicht oplopen van 50 naar 64 procent in 2050.
Vincent Karremans (VVD), toen nog staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport, zei nadat het RIVM die voorspelling deed te willen ‘doorpakken’.
De gezonde keuze moet gewoon de makkelijke keuze worden, vooral voor onze kinderen en jongeren, overal waar ze zijn: op school, de sportclub, buiten, noem maar op. Maar dat is nu nog lang niet het geval. Een gezondere voedselomgeving speelt daar een grote rol in, net als een omgeving die mensen aanzet om te bewegen.
Een half jaar later — wat in Den Haag best snel is — kwam Karremans met een nieuwe preventiestrategie. Helaas was dat één week nadat Geert Wilders had besloten om zijn PVV uit de coalitie terug te trekken, waardoor het beleid waarschijnlijk een jaar vertraging oploopt. Maar wij kunnen er in Liberaal Groen in de tussentijd uit putten.
Veel aanbod is ongezond
We maken gemiddeld zo’n 200 eet- en drinkkeuzes per dag, van hoeveel klontjes suiker we in de koffie roeren tot ieder product dat we in de supermarkt kopen. Daar denken we natuurlijk niet 200 keer per dag bewust over na.
Onderzoek van het RIVM bevestigt: hoe en wat we eten en drinken is vooral gewoontegedrag.
Daarbij is moeite hebben met het veranderen van gedrag niet altijd het resultaat van onwil of gebrek aan kennis: het wordt sterk gestuurd door prikkels vanuit de omgeving, zoals tijd, locatie en beschikbaarheid. Onze voedselconsumptie en onze voedselroutines worden voor een belangrijk deel gestuurd door onze voedselomgeving.
Leefstijl en de beschikbaarheid, bereikbaarheid, betaalbaarheid, promotie, kwaliteit en duurzaamheid van voedingswaren in onze woon- en werkomgeving (oftewel, onze ‘voedselomgeving’) beïnvloeden weer voor bijna 70 procent onze gezondheid.
Een sprekend voorbeeld: 80 procent van het voedselaanbod in de gemiddelde supermarkt is ongezond (niet in de Schijf van Vijf). Om gezond te eten en drinken, moet je als klant vele verleidingen weerstaan. Zelfs wanneer je netjes groenten en havermelk in je mandje hebt gestopt, en alle zoetigheden en frisdranken voorbij bent gelopen, krijg je bij de kassa nog een chocoladereep voorgeschoteld. Of twee — voor de prijs van één.
Bakkers en groenteboeren stoppen
In de horeca was het aanbod vier jaar geleden maar liefst 91 procent ongezond. (Ik kan geen recentere cijfers vinden.) In tien jaar tijd zijn 15 procent van de bakkers, groenteboeren en viswinkels gestopt. Het aantal dönerzaken, donutshops en pizza-afhaalrestaurants is in dezelfde periode met 30 procent gestegen. Binnen een straal van vijf minuten loopafstand rondom scholen zijn er zelfs 40 procent meer fastfoodlocaties bij gekomen.
Dat is niet iets dat gemeenten mogen meewegen in het verlenen van vergunningen. Als er nóg een snackbar of nóg een snoepwinkel of nóg een Argentijns steakhouse (hier in Amsterdam puilt het ervan uit) bij wil, kan de gemeente geen vergunning weigeren omdat het voedselaanbod in de wijk al zo ongezond is.
Een aantal steden, waaronder Amsterdam, Ede, Rotterdam en Utrecht, wil die bevoegdheid wel. Dat lijkt Liberaal Groen een goed idee. Ook willen we meer gezond eten op school. Vandaar ons tekstvoorstel voor het verkiezingsprogramma:
We geven gemeenten bevoegdheid over hun voedselomgeving. Bijvoorbeeld om fast- en snackfood in de buurt van scholen te weren, maar ook om verswinkels te behouden. Op school komt meer aandacht voor gezonde voeding, zoals met (zelfgekookte) maaltijden.
Minder suiker, vet en zout? Niet zo snel
De Rijksoverheid heeft afspraken gemaakt met de levensmiddelenindustrie en supermarkten over het verlagen van toevoegingen zoals suiker, vet en zout aan bewerkte producten en het vergroten van het aanbod gezond eten en drinken.
De afspraken over suiker, vet en zout — de Nationale Aanpak Productverbetering — stammen uit 2022. In 2026 komt het RIVM met een update over de voortgang. Ik heb (altijd) goede hoop, maar het valt me op dat ik laatste tijd op congressen, events en in de media fabrikanten wel erg vaak heb horen uitleggen dat en waarom het allemaal zo moeilijk is: klanten hebben tijd nodig om aan nieuwe smaken te wennen, vervangende ingrediënten zijn soms duurder, als bedrijven elders in Europa niets doen ontstaat er een ‘ongelijk speelveld’.
Volgend jaar weten we waar we aan toe zijn. We weten intussen wél dat minder suiker, vet en zout in voedingswaren gezondheidswinst oplevert. Wat ook weer winst oplevert voor de Rijksfinanciën.
Alleen al een normering van 5 gram toegevoegde suikers per 100 gram (fris)drank zou volgens het RIVM jaarlijks 9 procent minder diabetespatiënten, 7 procent minder hartpatiënten en 7 procent minder beroertes opleveren. Ook zou overgewicht onder kinderen 7 procent lager uitvallen. Dat is meer gezondheidswinst dan een hogere belasting op vlees!
Zo’n normering kost de belastingbetaler geen cent, maar zou wel rond de 65 miljoen euro zorgkosten per jaar besparen. Dat is op een zorgbegroting van 100 miljard euro klein bier, maar je koopt er toch een halve F-35 mee.
Meer keuze in supermarkten
De afspraak met supermarkten, om een jaarlijkse consumptiegroei in producten uit de Schijf van Vijf te realiseren, werd in 2018 gemaakt in het Nationaal Preventieakkoord. ‘Dat gebeurt dus niet,’ moest Karremans in november vaststellen. Hij waarschuwde supermarkten:
Bij geen vooruitgang gaan we stappen ondernemen. Ik wil het samen met de supermarkten doen, maar wel met de duidelijke waarschuwing: als er niets gebeurt, zullen we moeten ingrijpen.
‘Ingrijpen’ betekent als het aan Liberaal Groen ligt:
Als die afspraken niet worden waargemaakt, zetten we ze om in wetgeving.
De grootste supermarkten in Nederland hebben zich tevens verbonden aan de doelstelling van Wakker Dier — één van de 16 organisaties in de Dierencoalitie, waar ik voor werk — om in 2030 nog maar 40 procent dierlijke en 60 procent plantaardige eiwitten te verkopen. Dat is in lijn met het advies van de Gezondheidsraad.
Volgens de Eiweet-monitor verkochten supermarkten vorig jaar 58,4 procent dierlijke en 41,6 procent plantaardige eiwitten. Een jaar eerder was de verhouding 59,8 procent dierlijk/40,2 procent plantaardig. Ook daar zien we dus wel vooruitgang, maar ligt het tempo laag.
Wie (vooral) plantaardig wil eten, moet soms best zoeken. Zo zijn slechts 4 procent van de kant-en-klaarmaaltijden in supermarkten veganistisch (dus zonder eieren, vlees en zuivel). Ik vind het niet heel erg om een paar keer per maand vlees te eten, maar ik wil liever niet dat het me wordt opgedrongen. Ik wil vooral keuze.
Wat dat betreft ben ik geen vreemde eend in de bijt: 73 procent van de toenmalige VVD-kiezers vond in 2023 dat horeca en supermarkten meer plantaardige gerechten en producten zouden moeten aanbieden.
Duurzaam? Of toch goedkoop?
Of je nu geeft om dieren, het milieu of je eigen gezondheid; bewust altijd de beste keuzes maken is knap lastig. Het RIVM nog een keer:
Veel burgers willen rekening houden met duurzaamheid, gezondheid en dierenwelzijn, maar zodra deze waarde-gedreven burgers als consumenten inkopen doen, blijken gewoonten, gemak en betaalbaarheid doorslaggevend.
Plantaardige alternatieven zijn niet zelden duurder. Terwijl de kostprijs van groente toch echt lager is dan van vlees. Vegetariërs en veganisten kopen het toch wel.
Biologische en andere voedingswaren met een keurmerk zijn ook duurder, en die hebben een hogere kostprijs. Gangbare voedingswaren genieten ook nog eens schaalvoordelen; coöperaties, fabrikanten en groothandels kunnen de kosten van bijvoorbeeld arbeid en machines over veel meer producten spreiden.
Om voedsel dat aan de hoogste kwaliteitseisen voldoet ook zo’n schaalvoordeel te geven, zet Liberaal Groen de marktmarkt van de overheid in:
We verhogen de normen voor producenten en vergroten hun markt. De overheid stimuleert de afzet van gezond en duurzaam voedsel en geeft in de eigen inkoop voorkeur aan de meest dier- en milieuvriendelijke keuzes, zoals gecertificeerd door een topkeurmerk.
Gelijk speelveld
We hebben niet alleen voorstellen die geld kosten. We halen ook geld op:
We trekken de belasting van koemelk en plantaardige melkdranken gelijk.
In 2023 vond 72 procent van de toenmalige VVD-kiezers dat de belasting op plantaardige alternatieven van dierlijke producten nooit hoger zou mogen zijn. Ook pleiten we als partij voor een simpeler belastingstelsel. Met minder schijven, minder tarieven en minder vrijstellingen. Maak het voor de gewone burger en kleine bedrijven weer begrijpbaar!
Eén zo’n vrijstelling werkt ook nog eens de eiwittransitie tegen: koemelk — waaronder chocolademelk — is samen met sojamelk uitgezonderd van de verbruiksbelasting op dranken. Die was 8 cent per liter, maar is door het vorige kabinet verhoogd naar 26 cent per liter. Vooral om frisdrank te ontmoedigen, maar ook de verkoop van amandel-, haver- en rijstdranken nam vervolgens met 7 procent af. Terwijl die met minder uitstoot van broeikasgassen en minder water worden gemaakt.
Liberaal Groen heeft eerder gepleit voor een gelijk speelveld, en dat doen we nu weer. Nederlanders drinken per hoofd van de bevolking meer koemelk dan bijna ieder ander volk: ruim 40 liter per jaar. Dat is zo’n 750 miljoen liter consumptiemelk in totaal. Hef daar ook 26 cent per liter verbruiksbelasting over en je haalt 195 miljoen euro op; nog twee straaljagers erbij.
Etensresten recyclen
Niemand is vóór voedselverspilling. Toch is voedselverspilling tegengaan niet eenvoudig.
Klanten winkelen ‘s avonds liever niet in een half-lege supermarkt. Restaurants mogen hun etensafval niet aan veehouders in de buurt geven of verkopen. Daar zijn in het verleden ziektes van gekomen. Consumenten zijn daarentegen soms té voorzichtig. Fruit met een bruin vlekje gaat in de prullenbak terwijl het nog best kan worden gegeten. In de hele voedselketen, van boeren tot en met huishoudens, wordt opgeteld een kwart van het voedsel weggegooid.
Liberaal Groen ziet kansen in het recyclen van etensresten. Dat gebeurt al op grote schaal voor veevoer. Vooral reststromen van de levensmiddelenindustrie; die kunnen hun organische afval beter gescheiden houden dan de retail. Maar ook brood en koekjes die (bijna) over datum zijn, zijn meestal nog prima voor kippen en varkens. 43 procent van het veevoer in Nederland bestaat uit dergelijke reststromen.
Met nieuwe biotechnologieën kunnen we daar verder in gaan. Liberaal Groen bezocht in mei Planet B.io in Delft samen met Tweede Kamerleden Martijn Buijsse en Wim Meulenkamp. Daar vertelden ondernemers en wetenschappers ons hoe zij bacteriën selecteren of zelfs genetisch modificeren om afval om te zetten in bijvoorbeeld eiwit. Waar weer veevoer van kan worden gemaakt, of petfood, of een zuivelvervanger voor humane consumptie.
De Europese toelatingsprocedures voor humane voedingsmiddelen zijn streng, zoals ik hier eerder schreef. Nieuwe voedingsmiddelen voor (huis)dieren kunnen sneller op de markt komen. In het Verenigd Koninkrijk kreeg Meatly vorig jaar toestemming om gekweekte kip te verkopen als honden- en kattenvoer.
Weggooien is goedkoop
Biotech moet wel een concurrentieachterstand inhalen. De veevoerindustrie geniet een gigantisch schaalvoordeel. Het is nu nog goedkoper om soja uit Zuid-Amerika te importeren dan etensresten uit restaurants in Nederland te fermenteren en op te waarderen tot nieuwe voeding.
5 tot 9 procent van de Nederlandse uitstoot van broeikasgassen is aan voedselverspilling te wijten. Het is lastiger om te berekenen hoeveel uitstoot ‘onze’ import van veevoer veroorzaakt. Daarvoor hebben we betrouwbare data uit landen als Brazilië nodig. Nederland importeert veel, ook granen uit Noord-Amerika. Granen en soja worden hier in mengvoeder verwerkt, wat voor een deel weer wordt geëxporteerd. Maar we voeren ook onbewerkte granen en soja door. En eten ook nog een deel zelf.
Europese rapportageverplichtingen (CSRD, naar de Engelstalige afkorting) nopen grote bedrijven tot het in kaart brengen van de emissies in hun toeleveringsketens. Nederlandse supermarkten zijn hier redelijk vooruitstrevend in. Ook houden zij netjes bij hoeveel voedsel ze weggooien. In de verwerkende industrie kan dit beter.
Alsjeblieft, niet nog meer onderzoek
De overheid subsidieert een stichting (Samen Tegen Voedselverspilling) en technologische innovaties om voedselverspilling tegen te gaan. Ministeries hebben ‘actielijnen’ uitgezet, waaronder het vergroten van ‘bewustwording’ over voedselverspilling bij burgers en bedrijven. Dat zet nog geen zoden aan de dijk, blijkt uit onderzoek van de Wageningen Universiteit in opdracht van het ministerie van Landbouw.
De wetenschappers hebben allerlei ideeën om het beleid kracht bij te zetten. Er zou een ‘versnellingsagenda’ moeten komen om de ‘urgentie’ van het onderwerp te onderstrepen met ‘ketenregisseurs’ en het ‘stimuleren’ van financiële instellingen om ‘verspillingscriteria’ op te nemen. Als een VVD’er zoveel dure woorden leest, weet ‘ie: hier wordt niet over geld gepraat. In zoverre de onderzoekers over prijs schrijven, is het om… meer onderzoek te doen naar de ‘doorwerking van prijsprikkels’!
Zo blijven we bezig. Een kilo weggegooid voedsel kost gemiddeld 7 euro. Als je dat kort door de bocht doortrekt naar de totale voedselverspilling in Nederland, kom je uit op 14 miljard euro per jaar. Maak daar een heffing of een belasting van.
We weten uit de industrie dat als je vervuiling beprijsd, schone alternatieven binnen afzienbare tijd rendabel worden. Bedrijven gaan namelijk niet alleen direct betalen voor hun vervuiling, maar rekenen die kosten ook mee in plannen voor toekomstige investeringen. Sinds de inwerkingtreding van het Europese emissiehandelssysteem voor broeikasgassen is de uitstoot van die sectoren met de helft gedaald.
Vandaar ons tekstvoorstel:
We gooien een kwart van ons eten weg, terwijl we met vooruitstrevende biotechnologieën voedselresten kunnen omzetten in waardevolle nieuwe producten. Om dat lonend te maken, beprijzen we voedselverspilling in de verwerkende industrie, foodservice en retail.
We hadden al 2,5 gevechtsvliegtuigen. Hiermee halen we de rest van de 15 miljard euro op die we jaarlijks in onze defensie willen steken.
Het klopt volgens mij niet wat je zegt over vergunningen kunnen weigeren. Een lokale overheid heeft de mogelijkheid om in bestemmingsplannen categorieen aan te brengen en binnen die categorieen aan een maximering te doen. Maar dan moet je wel eerst in het omgevingsplan dit eerst zo ingericht hebben. Anders is er niet op te sturen.