Liberaal Groen doet voorstellen voor kennis en innovatie in land- en tuinbouw
Onze inbreng op het VVD-verkiezingsprogramma toegelicht.
In alle politieke partijen worden deze zomer — onder hoge tijdsdruk — weer verkiezingsprogramma’s geschreven. In de VVD is een commissie onder leiding van oud-minister van Economische Zaken Micky Adriaansens hier twee weken geleden mee aan de slag gegaan.
Leden kunnen individueel hun ideeën en wensen insturen. Een aantal thematische netwerken, zoals Liberaal Groen, organiseren een gezamenlijke inbreng voor hun leden.
Onze vier specialistische teams — voor energie, de ‘nieuwe economie’ (circulariteit, grondstoffen en materialen, industriepolitiek en innovatie), voedsel en water — schreven de eerste versies. De inbreng van Liberaal Groen op het Tweede Kamerprogramma van twee jaar geleden vormde de basis. Dat werd door de teams geactualiseerd, en aangepast en aangevuld met kennis die we sindsdien hebben opgestoken van bijvoorbeeld bedrijfsbezoeken en webinars. Op zondag 29 juni werden hun conceptversies in de Liberaal Groen nieuwsbrief en op onze website gedeeld. Alle ruim 950 leden van het netwerk konden vervolgens feedback insturen of toelichten tijdens een digitale ledenvergadering op donderdag 3 juli. Met al die aantekeningen bij de hand heeft het bestuur de eindversies geredigeerd, die zondag 6 juli weer op de website verschenen en naar de programmacommissie werden verstuurd.
Volgend week is er nog een landelijke VVD-bijeenkomst om over het verkiezingsprogramma mee te praten. Rond 28 juli zou de programmacommissie klaar moeten zijn. Dan krijgen lokale, regionale en thematische netwerken nog de kans om amendementen op het conceptprogramma in te dienen. Uiteindelijk stemt het congres van 6 september over het definitieve programma, waar ook alle kandidaten hun handtekening onder zetten.
Team Voedsel van Liberaal Groen heeft bewust gekozen om inbreng te leveren op vier onderwerpen binnen het voedseldomein, ook in afstemming met het thematisch netwerk LNV en de Liberale Dierenvrienden. Zodat we in ieder geval geen (drie)dubbelwerk doen op beleid waar we het onderling over eens zijn. (Er zijn, zoals dat hoort in een volkspartij, ook meningsverschillen. Daar gaan we in de amendementenfase met elkaar uitkomen.) In deze en mijn volgende twee nieuwsbrieven licht ik die voorstellen graag nader toe. Met als eerste: kennis en innovatie.
Meer met minder
Liberaal Groen ziet kansen voor groei in bio- en gentechnologie, glastuinbouw, precisielandbouw en veredeling. In deze sectoren en technologieën is Nederland echt toonaangevend. Onze bedrijven maken 80 procent van de glazen kassen in de wereld en zijn goed voor 35 procent van de wereldhandel in groentezaden. Kweekvlees is hier uitgevonden.
De Nederlandse glastuinbouw heeft niet afgewacht totdat er een Europees stelsel voor beprijzing van CO₂ in land- en tuinbouw komt, maar een eigen sectorsysteem opgetuigd. De ambitie is om in 2040 klimaatneutraal te werken. Wij denken dat dat kan. Van de vier grote landbouwsectoren is de glastuinbouw het meest innovatief. De inkomsten zijn er het hoogst: meer dan 3 miljoen euro per bedrijf per jaar. De gemiddelde varkenshouder verdient de helft, de gemiddelde melkveehouder zo’n 550.000 euro per jaar.
Met deze hoogtechnologische vormen van voedselproductie kunnen we — emissievrij of klimaatneutraal — meer en vooral plantaardig eten maken met minder grond- en voedingsstoffen. Dus ook minder import uit Zuid-Amerika, waar natuur nog dagelijks wordt vernietigd om soja te telen dat vervolgens op meestal olie-stokende schepen naar de havens van Amsterdam en Rotterdam wordt getransporteerd.
Maar ook met minder land en minder mest, dus minder ammoniakvorming en -uitstoot, wat schadelijk is voor de natuur in onze eigen omgeving. Het land dat we vrijspelen door meer fruit en groenten onder glas te telen, en room en yoghurt te fermenteren in bioreactoren in plaats van uit koemelk, geeft Liberaal Groen bij voorkeur aan extensivering van de veehouderij, klimaatadaptatie (zoals ruimte voor rivieren) en de aanleg van nieuwe natuur.
We willen meer bos
In 2020 hebben Rijk en provincies afgesproken om het areaal bos in Nederland met 10 procent uit te breiden. Bomen zetten CO₂ om in zuurstof en helpen om het land, mensen en dieren af te koelen op warme dagen. Waar we er alleen maar meer van krijgen.
In 2021 hadden we 363.800 hectare bos. Daar was twee jaar later (vooralsnog de meest recente cijfers, in het najaar komt de volgende update) 1.436 hectare bos bijgekomen. Om de afspraken waar te maken, is dus nog 35.000 hectare bos nodig.
Dat is bijna 600 keer de omvang van het gemiddelde melkveebedrijf. Zo’n 1.700 boeren hebben zich aangemeld voor een uitkoopregeling, waarvan er iets meer dan 900 in de buurt van stikstofgevoelige Natura 2000 zitten. Een snelle rekensom wekt de suggestie dat 35.000 hectare bos daarmee mogelijk wordt, maar het zou mij niet verbazen als blijkt dat de melkveehouders die stoppen vooral (te) weinig grond hebben om hun mest op uit te rijden, en dus de kleinere bedrijven zijn. De gebruiksnormen voor stikstof uit dierlijke mest worden in verband met de waterkwaliteit namelijk aangescherpt. Boeren die doorgaan zijn om dezelfde reden óók op zoek naar grond.
Onder de stoppers zijn pluimvee- en varkenshouders oververtegenwoordigd. Zij hebben meestal veel minder weiland rondom hun stallen. Niet alle boeren die stoppen verhuizen. En niet iedere grond en iedere plek is zomaar geschikt voor bos. Om de biodiversiteit te beschermen en idealiter te versterken, is het vooral gunstig om bestaande natuurgebieden aan elkaar te verbinden. Dat helpt ook de migratie van wilde dieren, waardoor er minder edelherten en everzwijnen onder de auto komen en minder snel overpopulaties in geïsoleerde natuurgebieden ontstaan die vervolgens worden ‘beheerd’ (afgeschoten).
Het inmiddels demissionaire kabinet is de provincies niet echt te hulp geschoten in deze opgave. De vorige minister voor Natuur en Stikstof, Christianne van der Wal (VVD), had budget en ruimte voor bosaanleg ingetekend in haar Nationaal Programma Landelijk Gebied, dat nadrukkelijk samen mét de twaalf provincies was opgesteld. Daardoor duurde het even voordat de plannen klaar waren, maar had de uitvoering dit jaar wel kunnen beginnen. Minister van Landbouw Femke Wiersma (BBB) zette echter een streep door het hele programma, want met het bijbehorende geld (‘transitiefonds’) zouden vooral boeren worden uitgekocht. In haar beleid voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer is wel iets van een alternatief plan te lezen (daarover in een volgende nieuwsbrief meer), maar vooralsnog gaat vooral de vrijwillige uitkoop van boeren door en blijft onduidelijk of en hoe de doelen voor bosuitbreiding worden gerealiseerd.
Kweekvlees blijft uitdaging
Ik heb hier geen elegant bruggetje naar het volgende onderwerp, want zelfs de BBB verzet zich — in tegenstelling tot veel andere boerenpartijen en -organisaties elders in Europa — niet tegen kweekvlees. Dat siert ze, want ze hebben er zelf geen trek in maar gunnen het de partijen die het wél een kans willen geven. Zoals de VVD.
Het ligt dan ook niet aan de Nederlandse politiek dat kweekvlees nog niet in de schappen ligt. Alleen Forum voor Democratie blijft tegen. De PVV zag er aanvankelijk weinig in totdat D66 en VVD in 2020 een motie indienden over het kweken van vlees op boerderijen. (Waar dan het CDA weer tegen was.) Ira van Eelen maakt hier inmiddels serieus werk van met haar RESPECTfarms. Nederland heeft met Meatable en Mosa Meat twee van de belangrijkste kweekvleesbedrijven van de wereld in huis. Maar vlees betaalbaar en op grote schaal kweken, blijft een uitdaging.
Des te complexer de vleesstructuren, des te ingewikkelder het wordt. Een gekweekte biefstuk zullen we daarom niet snel bij de slager vinden. Meatable zet in eerste instantie in op worsten met 70 procent plantaardige ingrediënten, vergelijkbaar met vleesvervangers, en 30 procent gekweekt varkensvet, zodat smaak en prijs gelijk zijn aan biologisch varkensvlees. Eerder dit jaar hielden zij een eerste proeverij in Nederland. Maar de productie gaat naar Singapore, dat net als Amerika, Australië en Israël de verkoop van kweekvlees al heeft goedgekeurd. De investeringen verschuiven daar logischerwijs ook naartoe.
Liberaal Groen deed in 2022 onderzoek naar kweekvlees. Onze conclusie, destijds gedeeld met Jan Huitema in het Europees Parlement en Peter Valstar, de VVD-woordvoerder tuinbouw in de Tweede Kamer, was dat Nederland wel zelfstandig financiering kon verstrekken voor onderzoek en opschaling, en proeverijen van kweekvlees mogelijk kon maken (beide zijn sindsdien ook gelukt, de proeverijen dankzij een motie van D66 en VVD), maar dat de sleutel in Brussel ligt. De Europese voedsel- en warenautoriteit EFSA moet gekweekte vleesingrediënten en -producten (één voor één) goedkeuren en de Europese ministers van Landbouw beslissen uiteindelijk of en welke novel foods de markt op mogen.
Europese toelating
De EFSA gaat grondig te werk, leerden we in een webinar vlak voor de Europese verkiezingen van 2024. Nergens in de wereld is voedsel veiliger. EFSA wordt dan ook wel gezien als de gouden standaard. Zodra zij iets goedkeuren, volgen andere landen. Inmiddels liggen er twee aanvragen bij EFSA: één van het Franse Gourmey voor gekweekte foie gras (ganzenlever) en één van Mosa Meat voor gekweekt rundervet.
Een kansrijke aanvraag indienen, vraagt veel van bedrijven. Bij Mosa waren er twee jaar lang tien medewerkers voltijd mee bezig. Zij analyseerden 450 monsters en werkten samen met zes externe laboratoria om 23 nieuwe onderzoeksmethoden te ontwikkelen en uit te voeren. De aanvraag kwam uit op 1.000 pagina’s. Het bedrijf in Maastricht had zeven dagen de tijd nodig om die online bij EFSA in te dienen. Nu moeten ze waarschijnlijk zo’n 2,5 jaar wachten totdat de instantie klaar is met de beoordeling; zo lang heeft EFSA gemiddeld nodig om novel foods te keuren, met uitschieters tot wel 6 jaar.
Onderbemanning speelt een rol: EFSA heeft zo’n 550 medewerkers. De Amerikaanse toezichthouder FDA werkt met 18.000 medewerkers. Toegeven, zij doen niet alleen voedsel, maar ook medicijnen. Maar hun beoordelingsprocedures zijn weer minder uitvoerig en dus minder tijdrovend.
Wim Meulenkamp (VVD) en Pieter Grinwis (CU) kregen vorig jaar steun van vrijwel alle partijen in de Tweede Kamer voor een motie die het kabinet verzoekt om alle obstakels voor (precisie)fermentatie en kweekvlees in de Europese novel foods-procedures op een rijtje te zetten. En vervolgens in de raden van de Europese Unie inzet te plegen om deze knelpunten weg te nemen. De kabinetsvisie op biotechnologie neemt deze oproep ter harte, maar vooralsnog hebben — zover ik kan opmaken uit Kamerbrieven — noch de minister, Wiersma, noch haar staatssecretaris, Jean Rummenie, het onderwerp specifiek aangekaart in een Landbouw- en Visserijraad van de 27 lidstaten. Terwijl die toch bijna maandelijks vergaderen in Brussel.
Groene gewasbescherming
‘Groene’ gewasbescherming heeft eenzelfde probleem. Bedrijven als Koppert Biological Systems verkopen biostimulanten en micro-organismen die gewassen versterken, en natuurlijke vijanden om gewassen te beschermen. Zoals roofmijten en sluipwespen. Akkerbouwers en tuinders hoeven daarmee minder tot geen synthetische middelen meer te gebruiken, die meestal niet alleen giftig zijn voor één soort onkruid of één soort insect, maar breder schade toebrengen aan de biodiversiteit van planten en dieren.
De natuurlijke middelen van Koppert worden echter op dezelfde manier beoordeeld als hun synthetische concurrenten. Ieder gewasbeschermingsmiddel wordt beoordeeld op één werking. Terwijl een voordeel van groene gewasbescherming juist is dat het op meerdere fronten positief uitwerkt.
Middelen moeten in Europa ook nog eens iedere tien jaar opnieuw worden goedgekeurd, waardoor bedrijven als Koppert drie jaar na toelating alweer moeten beginnen met het voorbereiden van hun dossier voor de volgende keuringsronde. Dat vinden wij onredelijk.
Nieuwe gentechnieken
Aan de andere kant van het spectrum kunnen met zogenoemde nieuwe genoomtechnieken gewassen en planten worden veredeld die van zichzelf resistenter zijn tegen bijvoorbeeld plagen of extreem weer. Waardoor ook minder gewasbescherming nodig wordt.
In landen als Brazilië en de Verenigde Staten worden deze gentechnieken al toegepast. In Europa vallen ze vooralsnog onder dezelfde strikte regels voor genetische modificatie van voedsel uit 2001.
Ook hier hield Liberaal Groen in 2024 een webinar over met Jeannette Baljeu en Wim Meulenkamp, die de dossiers van respectievelijk Huitema en Valstar hebben overgenomen in het Europees Parlement en de Tweede Kamer.
Huitema wist alle liberale partijen in het Europees Parlement in 2021 op één standpunt te krijgen: laten we het inkruisen van soorteigen eigenschappen, zoals de virusresistentie van één tomatenras in een andere, makkelijker maken. Voor het inkruisen van niet-soorteigen eigenschappen, bijvoorbeeld van een tomaat naar een paprika, blijven de strenge regels voor genetische modificatie gelden. In het webinar leerden we dat 80 tot 90 procent van de natuurlijke variatie in gewassen nog niet is aangewend in traditionele veredeling. Dat biedt volop kansen!
De Europese Commissie is inmiddels met een voorstel gekomen om de toepassing van nieuwe genoomtechnieken te liberaliseren. Het Parlement is vóór, met nadrukkelijk een uitzondering voor de biologische sector. De Europese ministers van Landbouw zijn het nog niet eens. Meulenkamp schreef in april nog een tussentijds verslag van de stand van zaken voor zijn collega-Kamerleden. Ongeveer dezelfde lidstaten die tegen kweekvlees zijn, zoals Hongarije en Italië, liggen ook hier dwars. Denemarken en Nederland daarentegen proberen de meerderheid mee te krijgen in vooruitgang.
Inbreng voor verkiezingsprogramma
Het Europese verkiezingsprogramma van de VVD uit 2024 pleitte al voor modernisering van EFSA-toetsingskaders aan nieuwe wetenschappelijke inzichten en versnelling van toelatingsprocedures voor alternatieve eiwitten, zoals kweekvlees, en nieuwe gewasbeschermingsmiddelen. Een amendement van Liberaal Groen voegde destijds toe:
We zijn optimistisch over de kansen die gentechniek biedt voor een duurzamere en diervriendelijkere voedselproductie.
In onze inbreng voor het Tweede Kamerprogramma van dit jaar herhalen we die oproep voor bio- en gentech in de breedte:
Met gentech telen we groenten die beter bestand zijn tegen plagen en extreem weer, en voorkomen we de geboorte van eendagskuikens. Nederlandse biotechbedrijven maken zelfs eiwit en ethanol uit afgevangen broeikasgasemissies en plastic afval. We moderniseren wet- en regelgeving om hun producten op de markt te brengen.
Met dat laatste voorbeeld verwijzen we naar ons bezoek aan Planet B.io in Delft, waar we kennismaakten met LanzaTech. Dat bedrijf zet afgevangen koolstof van staalfabrieken om in schone brandstof voor vliegtuigen, maar ook ethanol en polyester. Vivici maakt eiwit met 86 procent minder water en 68 procent minder uitstoot van broeikasgassen dan de veehouderij. Twee Nederlandse innovaties — die naar Amerika en China zijn gegaan om op te schalen, omdat het in Europa allemaal te traag gaat.