Tweede Kamer wil dierwaardige veehouderij, maar hoe?
BBB en NSC vinden het nog lastig voor te stellen. Op links neemt het ongeduld toe.
Maandag debatteerde de Tweede Kamer met minister van Landbouw Piet Adema (CU) over een herziening van de Wet dieren.
Een amendement van Leonie Vestering (PvdD) dat in 2021 door beide Kamers werd aangenomen, is volgens de minister te vaag. Het beperkt zich niet tot de veehouderij, maar verbiedt het om alle dieren pijn of leed toe te brengen, of aan te tasten in hun gezondheid of welzijn, met als doel ze te huisvesten. Volgens Caroline van der Plas (BBB) criminaliseert de wet veehouderij.
Dat is overdreven, maar andere rechtse partijen, waaronder de VVD, delen wel de zorg dat wanneer de wet op 1 juli in werking treedt rechters zullen moeten bepalen wat ‘dierwaardig’ betekent. Daarom stelt Adema voor om met een Nota van wijziging het amendement om te zetten in:
Het is houders van dieren die bedrijfsmatig worden gehouden met het oog op de productie van dierlijke producten verboden om die dieren permanent de mogelijkheid te onthouden te voorzien in de voor de desbetreffende diersoort of diercategorie bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gedragsbehoeften.
Over de eerste maatregelen van bestuur die de minister naar de Kamer heeft gestuurd, schreef ik zaterdag. Adema wil onder meer iets meer ruimte voor kippen, biggen vier dagen langer bij hun moeder laten opgroeien, langdurige pijnstilling verplichten bij castratie en onthoorning, en een verbod op kalveriglo’s en kippenkooien.
Maandag bleek dat ook veel Kamerleden teleurgesteld zijn. De minister beriep zich op zijn demissionaire status om uit te leggen waarom hij het minimale doet: verdergaande aanpassingen kosten geld. Daar wil hij een volgend kabinet over laten beslissen.
De PvdD heeft een alternatief amendement ingediend, dat in detail voorschrijft waaraan een dierwaardige veehouderij in 2040 moet voldoen. Niet in de zin van ‘X vierkante meter per varken,’ maar bijvoorbeeld: Moedervarkens moeten een nest kunnen bouwen. In iedere stal schuil-, vlucht- of uitwijkmogelijkheden. Dieren kunnen opgroeien bij hun moeder en sociale banden opbouwen. Die voorwaarden zijn een uitwerking van de zes leidende principes voor dierwaardigheid die de Raad voor Dierenaangelegenheden in 2021, op verzoek van de regering, formuleerde.
Tjeerd de Groot (D66) en Thom van Campen (VVD) hebben hun eigen amendement ingediend, dat die zes principes aan de wet toevoegt met een deadline van 2040.
Tenslotte hebben ook André Flach (SGP) en Eline Vedder (CDA) een amendement geschreven dat ‘een redelijke overgangstermijn’ in de wet bouwt waarbinnen veehouders de benodigde investeringen in dierwaardige stalsystemen kunnen terugverdienen.
De burger wil wel, de consument niet
Dat raakt gelijk het voornaamste bezwaar tegen een dierwaardige veehouderij: consumenten zouden er niet voor willen betalen, dus komt het voor boeren niet uit.
Sandra Beckerman (SP) verwees in haar inbreng naar onderzoek van onder andere de Dierencoalitie, waaruit blijkt dat vier op de vijf Nederlanders een dierwaardige veehouderij wensen. Niet alleen in het algemeen, maar ook wanneer specifieke vragen worden gesteld over bijvoorbeeld het afbranden van biggenstaarten, het onthoornen van kalveren, kalveren bij hun moeder lagen zogen en dieren iedere dag naar buiten laten gaan.
Van der Plas wierp daartegenin dat burgers wel willen, maar wanneer diezelfde burgers in de supermarkt staan ze toch andere keuzes maken. Het aandeel biologisch voedsel is maar 3 procent.
Daar is één en ander op af te dingen.
Burgers zijn wel vaker hypocriet. We maken ons allemaal zorgen om het klimaat, maar als een elektrische auto twee keer zo duur is als een benzineauto, dan maak je het voor burgers wel moeilijk om de verantwoorde keuze te maken. Vandaar dat de overheid elektrische auto’s subsidieert, benzine zwaarder belast en in heel Europa vanaf 2035 geen nieuwe benzineauto’s meer mogen worden verkocht. Daarmee zet je een stip op de horizon en help je in de tussentijd het prijsverschil te dichten.
De overheid houdt juist dierlijke producten kunstmatig goedkoop. Ik heb daar eerder deze maand een nieuwsbrief over geschreven, maar kort: Vlees en zuivel krijgen 71 keer meer subsidie dan plantaardige en gekweekte alternatieven. Nederland heeft als enige EU-lidstaat geen specifieke subsidies voor biologische boeren. De verbruiksbelasting op plantaardig melkvervangers is dit jaar verhoogd van 8 naar 26 cent per liter terwijl koemelk van de belasting is uitgezonderd. Bedrijven krijgen 1,5 miljoen euro subsidie om koemelk aan scholen te leveren. De regeling geldt niet voor plantaardige melkvervangers. Volgens Europese regels mag havermelk niet als ‘melk’ worden verkocht. Frankrijk wil vergelijkbare beperkingen voor vleesbenamingen. Frankrijk wil ook kweekvlees op voorhand verbieden. Italië heeft dat al gedaan. De EU trekt dit jaar wel 35 miljoen euro uit om vlees en zuivel in het buitenland te promoten. Hoezo vrije markt?
De BBB zegt: als de markt vraagt, zullen boeren leveren. Dezelfde partij wil ziekenhuizen dwingen om altijd vlees op het menu te zetten. Het mag zelfs niet zo zijn dat patiënten om vlees ‘moeten vragen’. Hoezo vrije keuze?
Het marktaandeel van biologisch is weliswaar klein, maar tel je keurmerken als Beter Leven en Planet Proof mee, dan kom je al op 23 procent. Dat was vijf jaar geleden 16 procent. Deels komt de groei dankzij consumenten, die best bereid zijn om een beetje meer te betalen voor bijvoorbeeld scharrel- of vrije-uitloopeieren. (Het prijsverschil is en lijkt bij eieren kleiner dan bij vlees.) Deels is het dankzij supermarkten, die sinds dit jaar alleen nog kippenvlees verkopen met minstens één Beter Leven-ster. Ook wordt het steeds moeilijker om rund- en varkensvlees te vinden zonder één ster.
Hoe gaan we het betalen?
Uit onderzoek van Gé Backus, directeur van Connecting Agri & Food en lid van de Raad voor Dierenaangelegenheden, en Roel Jongeneel van Wageningen Economic Research blijkt dat de omschakeling naar een dierwaardige veehouderij een eenmalige investering vergt van tussen de 4,4 en 5 miljard euro, afhankelijk van de omvang van de veestapel. (Die krimpt de komende jaren sowieso als gevolg van mest- en stikstofbeleid.) Per jaar zouden de meerkosten vervolgens tussen de 1,1 en 1,2 miljard euro liggen.
Het ligt in de rede dat de overheid minstens bijdraagt aan de kosten van de omschakeling. Sterker, de overheid financiert al de bouw van nieuwe stallen en stalsystemen die minder vervuilend zijn. Kunnen we dierwaardigheid niet toevoegen aan het transitiefonds van 24 miljard? vroeg Beckerman. Adema antwoordde dat het meeste geld gaat naar uitkoop van boeren die omwille van stikstof moeten of willen stoppen. Ook herstructurering van het fonds is volgens hem aan een nieuw kabinet.
De jaarlijkse meerkosten moeten uit de markt komen. We geven jaarlijks 16 miljard euro uit aan eieren, vlees en zuivel. Daar zou dus ruim een miljard bijkomen. (Of: om 1 miljard euro per jaar te besparen, gunnen we kippen minder dan een A4tje leefruimte, halen we kalveren uren na hun geboorte weg bij hun moeder en branden we de staarten van pasgeboren varkens af.)
Over hoe de kosten moeten worden verdeeld, worden gesprekken gevoerd tussen dierenbeschermers, boeren en ketenpartijen. Een meerderheid van partijen in de Tweede Kamer — van SP tot GL-PvdA tot NSC tot PVV — wil de rekening bij de toeleveranciers en afnemers van boeren neerleggen: veevoeders, slachthuizen, zuivelverwerkers en supermarkten. Dat zijn miljoenen-, soms miljardenbedrijven die, volgens Harm Holman (NSC), de boer jarenlang als ‘melkkoe’ hebben behandeld.
(Daarbij mag worden vermeld dat Nederlandse supermarkten geen hoge winstmarges draaien, en sommige veevoer- en zuivelbedrijven coöperaties van boeren zijn. Maar het is zeker zo dat veevoerfabrikanten en de verwerkende industrie het meest te verliezen hebben bij een dierwaardige veehouderij. Hun winst komt uit volume: zoveel mogelijk produceren en zoveel mogelijk verkopen tegen zo laag mogelijke kosten.)
Wat krijgt prioriteit?
Een dierwaardige veehouderij kan op gespannen voet staan met klimaat- en natuurbeleid. Als we alle kippen en varkens die nu levenslang binnen staan naar buiten laten, neemt de uitstoot toe. (Die wordt nu deels door luchtwassers gefilterd.) Voor extensieve veehouderij is meer ruimte nodig, maar minister Christianne van der Wal (VVD) heeft ook ruimte nodig om meer natuur aan te leggen.
Er zijn koppelkansen, bijvoorbeeld extensieve veehouderij in bufferzones rondom Natura 2000-gebieden en in uiterwaarden die bij hoog water overstromen. Maar het is ook keuzes maken. Een dierwaardige veehouderij binnen de beschikbare (milieu)ruimte betekent een kleinere veehouderij. De andere optie is dat we meer reductie van broeikasgas- en stikstofuitstoot in de energiesector, de industrie en het verkeer zoeken.
Binnen dierwaardigheid zitten ook spanningen. Zo wees Van der Plas er op dat zelfs biologische varkenshouders last hebben van staartbijten en Holman dat koeien en stieren met hoorns elkaar kunnen verwonden.
Vaak is agressie het gevolg van beperkte leefruimte en verveling, maar soms is het ook natuurlijk gedrag. Moeten we dat toelaten?
De Raad voor Dierenaangelegenheden zet niet voor niets gezonde voeding, een gezonde omgeving (mét schuilmogelijkheden) en gezondheid van het dier voorop. Daarna volgen natuurlijk gedrag en een ‘positieve emotionele toestand’, oftewel: een beetje geluk. Dat lijkt mij de juiste volgorde. Ik laat mijn hond ook niet van de lijn langs een snelweg en koop wel medicijnen wanneer hij ziek is. Een dierwaardige veehouderij betekent voor mij niet dat we niet voor dieren zórgen. (Er zijn dierenbeschermers die natuurlijk gedrag voorop zetten, maar die vinden een ‘dierwaardige veehouderij’ dan ook een contradictio in terminis.)
Hoe, daar hebben we nog niet alle antwoorden op. Vedder zei het treffend, ‘We gaan pionieren.’ Niet helemaal: in Spanje hebben ze bijvoorbeeld meer ervaring met extensieve varkenshouderij (koop ‘100 procent’ Ibérico!) en in de Alpenlanden en Scandinavië met extensieve rundveehouderij. Maar we zullen de komende jaren ook gaan experimenteren en leren in Nederland. Dat is een uitdaging, en een kans.
In het debat kwam ook ter sprake: in andere landen groeit ook het ongemak over de intensieve veehouderij en de wil om het anders te doen. In Denemarken is vorige maand een convenant gesloten met de varkenssector om het couperen van staarten en gebruik van kraamboxen uit te faseren. Duitsland heeft dit jaar een vleesetiket met vijf schalen van dierwaardigheid geïntroduceerd. De vraag naar dierwaardige producten zal ook in het buitenland waarschijnlijk toenemen. Die producten kunnen onze boeren dan leveren, en de kennis en techniek die we ontwikkelen kunnen we exporteren.
Hoe verder?
In eerste plaats is het winst dat het politieke debat niet meer gaat over óf maar hoe we een dierwaardige veehouderij in Nederland willen bereiken. Hoewel haar amendement waarschijnlijk wordt vervangen, is dat wel de verdienste en nalatenschap van Leonie Vestering (inmiddels geen Kamerlid meer, maar ze was er maandag wel bij op de publieke tribune).
Het onderwerp brengt ook het nodige los. Het debat duurde twee uur langer dan gepland en was toen nog steeds halverwege. Dat geeft de minister wel tijd om schriftelijk en grondig te reageren op de amendementen die zijn ingediend voor de hervatting volgende week. Hij heeft de amendementen van PvdD en D66/VVD wel al mondeling ontraden.
Het amendement van de PvdD zou in 2025 ingaan. Vanaf dan mogen alleen dierwaardige stallen worden gebouwd. Bestaande stallen blijven tot 2040 toegestaan. Dat is voor dierenvrienden een grote concessie. Ouwehand wees er maandag op dat zeugen — zindelijke dieren met de intelligentie van een hond — nog 16 jaar lang meerdere keren per jaar tussen stalen stangen mogen worden vastgeklemd voordat, tijdens en nadat ze hun biggen werpen; de zogenoemde kraamboxen. Vestering zelf vindt dit ‘onnodig en ontzettend verdrietig voor miljárden dieren.’
Het amendement van De Groot en Van Campen is minder concreet, maar verankert wel de principes van dierwaardigheid en de deadline van 2040 in de wet. Ook dat amendement zou in 2025 ingegaan. Dan moet de minister beginnen met het afkondigen van maatregelen van bestuur die invulling geven aan de principes die voortvloeien uit erkenning van de intrinsieke waarde en integriteit van het dier:
Voldoende voeding van een goede kwaliteit.
Een comfortabele en veilige omgeving met een goed klimaat.
Waarborgen voor een goede gezondheid en het voorkomen van pijn.
Voldoende mogelijkheden om te voorzien in hun gedragsbehoeften.
Een positieve emotionele toestand.
Als één van beide amendementen een meerderheid krijgt, wordt het amendement van Flach en Vedder overbodig. Als 16 jaar immers geen ‘redelijke’ overgangstermijn is, weet ik het ook niet meer.
Pieter Grinwis van de ChristenUnie komt nog met een amendement of motie om dierwaardigheid toe te voegen aan het transitie- of ‘stikstoffonds’. Afgaande op de vragen van Beckerman zou ook de SP hier voor moeten zijn. De Eerste Kamer heeft het stikstoffonds echter controversieel verklaard, dus hierop zal de reactie van Adema ook wel negatief zijn.
Correctie: Eerder schreef ik dat de Raad voor Dierenaangelegenheden ‘goede gezondheid’ en ‘voorkomen van pijn’ als losse principes had opgenomen. Dat klopt niet: ‘voorkomen van pijn’ valt onder ‘goede gezondheid’ (en eigenlijk ook onder ‘erkenning van de intrinsieke waarde en integriteit van het dier’ in zoverre het medisch onnodige ingrepen betreft).