Wat wil de rechtse kiezer met de veehouderij?
In ieder geval méér dan de minister. Zijn voorstellen stellen iedereen teleur.
Uit de Dierenkieswijzer van vorig jaar — een initiatief van de Dierenbescherming en mijn werkgever de Dierencoalitie — bleek dat rechtse kiezers in hun meningen over de veehouderij nauwelijks afwijken van linkse kiezers en elkaar. Vier op de vijf Nederlanders die destijds dachten NSC, PVV of VVD te gaan stemmen, vonden dat dieren in de veehouderij hun natuurlijke gedrag moeten kunnen vertonen. Van de BBB-kiezers was dat 70 procent.
Vier op de vijf NSC-, PVV- en VVD-kiezers wilden ook een einde maken aan medisch onnodige lichamelijke ingrepen die dieren aanpassen aan de veehouderij, zoals het afbranden van biggenstaarten en het onthoornen van kalveren. Van de BBB-stemmers was twee derde het daarmee eens. Twee op de drie PVV- en VVD-stemmers wilden geen kooien meer. Van de BBB-stemmers was dat minder dan 60 procent, van de NSC-stemmers 70 procent.
Een ‘dierwaardige’ veehouderij omhelst echter meer dan dieren geen pijn doen. Het amendement van Leonie Vestering (PvdD) dat in 2021 door de Tweede en Eerste Kamer werd toegevoegd aan de Wet dieren, verbiedt het ook om dieren in hun gezondheid of welzijn aan te tasten om ze te huisvesten. De veehouderij zou moeten worden aangepast aan de dieren in plaats van de dieren aan de veehouderij.
Het kabinet vindt dat de vaag. Minister van Landbouw Piet Adema (CU) heeft voorgesteld om het amendement-Vestering te vervangen met de volgende tekst:
Het is houders van dieren die bedrijfsmatig worden gehouden met het oog op de productie van dierlijke producten verboden om die dieren permanent de mogelijkheid te onthouden te voorzien in de voor de desbetreffende diersoort of diercategorie bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gedragsbehoeften.
Wat die maatregelen van bestuur zouden omhelzen, weten we nu. Na de ministerraad van vrijdag stuurde Adema een brief aan de Tweede Kamer, waarin hij de volgende voorstellen doet.
Wat Adema wil
Permanent toegang tot ruwvoer en schoon water om te drinken voor kippen, koeien en varkens.
Verplichte maatregelen om het stalklimaat te verbeteren en hitte- en koudestress te voorkomen.
Wat die maatregelen zouden moeten zijn, specificeert de minister niet.
‘Aanscherpen’ van de regels voor daglicht in de stallen bij nieuwbouw.
Ook hier geen detail.
Een verbod op kippenkooien in 2030.
Nederland heeft legbatterijen al grotendeels uitgefaseerd. Nog zo’n 10 procent van de legkippen in ons land zit in een kooi.
‘Eerste stap’ naar meer ruimte voor kippen: maximaal 39 kg vleeskuiken per vierkante meter en maximaal 18 opfokleghennen per vierkante meter.
De maximale bezettingsgraad voor vleeskuikens is nu 42 kg per vierkante meter, wat neerkomt op 18 tot 21 kippen.
Verplichting tot het aanbrengen van plateaus of verhogingen voor kippen vanaf 2030.
Kippen zitten en rusten graag op een stok.
‘Aanscherping’ van de voorschriften voor voldoende strooisel.
Kippen nemen graag een ‘stofbad’ en willen kunnen exploreren en fourageren.
Langdurige pijnstilling bij castratie en onthoornen.
Verbod op onthoornen van kalveren die bestemd zijn voor de vleeskalverhouderij.
Verbod op individuele huisvesting van kalveren ('kalveriglo’s’).
‘Eerste stap’ zetten om de ‘afvoerleeftijd’ van kalveren — wanneer ze van de boerderij waar ze zijn geboren mogen worden vervoerd naar een gespecialiseerde kalverhouderij — te verhogen van 14 naar 28 dagen.
Die 28 dagen is overigens ook de wens van het Europees Parlement. Als kalveren bij de koe zouden worden gelaten, zogen ze niet één maar zes tot tien maanden lang bij hun moeder.
‘Voldoende’ mogelijkheid voor vachtverzorging van kalveren en melkvee.
De ‘speenleeftijd’ van biggen (wanneer ze bij hun moeder worden weggehaald) verhogen van 21 naar 25 dagen.
De Europese Varkensrichtlijn van 2008 schrijft 28 dagen voor.
‘Aanpassingen’ in bestaande kraamstallen, zodat biggen met de zeug kunnen mee-eten.
Dus geen verbod op kraamboxen, waarin moedervarkens wekenlang tussen stalen stangen vastzitten om te voorkomen dat ze per ongeluk een big dooddrukken.
‘Aanscherping’ van de regels over drink- en eetplekken om concurrentie om water en voer te voorkomen.
Maar geen aparte eet-, rust- en toiletruimtes.
Maatregelen ‘gericht op het uitfaseren van staartcouperen.’
De minister wil hiermee in 2026 een begín maken met het uitvoeren van een wet uit 1996, die het routinematig afbranden van biggenstaarten verbiedt. In Nederland heeft 1 procent van de varkens een staart.
Sector is teleurgesteld
Caring Farmers, de groep boeren die al dierwaardig vee houden, klaagt:
In deze brief mist elke compassie met dieren, en elke urgentie voor de grote opgaven waar we als maatschappij voor staan.
De voorstellen van Adema verbeteren het dierenwelzijn in de veehouderij volgens Caring Farmers ‘nauwelijks’. Bovendien trekt de minister geen geld uit om de aanpassingen te helpen financieren, ‘waardoor de kosten wéér bij de boer komen te liggen.’
LTO is om dezelfde reden teleurgesteld. De maatregelen die Adema voorstelt, worden volgens de Land- en Tuinbouworganisatie ‘al hier en daar toegepast binnen concepten of keurmerken,’ zoals de Duurzame Zuivelketen en Beter Leven.
Echter lezen we niks terug over de koppeling met de randvoorwaarden die noodzakelijk zijn om deze stappen te zetten, met name om de markt in beweging te brengen en zo niet de hele opgave op het bordje van de veehouder te laten.
‘Zelfs op het laaghangend fruit van de minister valt het nodige af te dingen,’ zegt Ellen Bien van de Dierenbescherming:
Langdurige pijnstilling na het onthoornen van kalfjes zou sowieso de normaalste zaak van de wereld moeten zijn en geen maatregel waar nu mee geschermd wordt.
Elbert Roest, de voorzitter van het convenanttraject dierwaardige veehouderij, roept de Tweede Kamer namens Caring Farmers, het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (supermarkten), de Centrale Organisatie voor de Vleessector (slachthuizen), de Dierenbescherming, de Duurzame Zuivelketen, de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie, LTO, het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt, en de brancheorganisaties van de kalveren-, pluimvee- en varkenshouders op om de randvoorwaarden in te vullen waarin de transitie naar een dierwaardig veehouderij op gang kan worden gebracht:
Betrouwbaar en consistent bestuur verlangen dat iedere partij in deze belangrijke transitie de volle verantwoordelijkheid krijgt en neemt, passend bij de eigen rol.
Wat zullen rechtse kiezers ervan denken?
Varkens in Nood, Vier Voeters en Wakker Dier hebben vorige maand een eigen onderzoek laten uitvoeren door Kieskompas onder ruim 3.000 Nederlanders. Daaruit blijkt dat de principiële steun voor dierwaardigheid, die we vorig jaar in de Dierenkieswijzer zagen, zich vertaalt in steun voor concrete maatregelen om het dierenwelzijn in de veehouderij te verbeteren.
89 procent van alle kiezers vindt dat kippen meer dan een A4tje leefruimte verdienen. Van de BBB-kiezers is 74 procent het hiermee eens, van de NSC-kiezers 91 procent, van de PVV-kiezers 81 procent en van de VVD-kiezers 85 procent.
76 procent van alle kiezers wil een verbod op kippenkooien. Ook 72 procent van de BBB- en VVD-kiezers, 76 procent van de NSC- en 65 procent van de PVV-kiezers.
Acht op de tien kiezers willen een verbod op ‘plofkippen’, oftewel vleeskuikens die zo snel groeien dat ze binnen vijf tot zes weken door hun poten zakken omdat ze hun eigen gewicht niet meer kunnen dragen. Van de BBB-kiezers wil 63 procent zo’n verbod, van de NSC-kiezers 85 procent, van de PVV-kiezers 64 procent en van de VVD-kiezers 78 procent.
Twee derde van alle kiezers vindt dat kalveren bij hun moeder moeten zogen. Bij de BBB is geen meerderheid voor noch tegen: 44 procent is het eens, 36 procent oneens. Bij de andere rechtse partijen liggen de verhoudingen duidelijker: 71 procent van de NSC-kiezers, en 57-58 procent van de PVV- en VVD-kiezers, is het met de stelling eens.
78 procent van alle kiezers steunt een verbod op kalveriglo’s. Bij de BBB is er een nipte meerderheid voor een verbod van 53 procent. Ook hier liggen de verhoudingen bij andere rechtse partijen helderder. NSC: 82 procent voor een verbod. PVV: 69 procent. VVD: 74 procent.
Op de vraag of het afsnijden van varkensstaarten moeten stoppen, zegt 76 procent van de kiezers ‘ja’. Bij de BBB is dat 58 procent, bij NSC 76 procent, en bij de PVV en VVD 67 procent.
83 procent van alle kiezers wil een verbod op kraamboxen voor varkens. Van de BBB’ers is dat 61 procent, van de NSC-kiezers 85 procent, van de PVV’ers 76 procent en van de VVD’ers 81 procent.
Willen we er ook voor betalen?
De, uh, hamvraag is: zijn we ook bereid meer te betalen voor eieren, vlees en zuivel, zodat boeren hun dieren een beter leven kunnen geven?
Uit onderzoek van Gé Backus, directeur van Connecting Agri & Food en lid van de Raad voor Dierenaangelegenheden, en Roel Jongeneel van Wageningen Economic Research blijkt dat de omschakeling naar een dierwaardige veehouderij een eenmalige investering vergt van tussen de 4,4 en 5 miljard euro, afhankelijk van de omvang van de veestapel. (Die krimpt de komende jaren sowieso als gevolg van mest- en stikstofbeleid.) Per jaar zouden de meerkosten vervolgens tussen de 1,1 en 1,2 miljard euro liggen.
Ter vergelijking: Nederland ontvangt jaarlijks 1,1 miljard euro subsidie uit het Gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EU. We kochten vorig jaar met z’n allen voor 16 miljard euro aan eieren, vlees en zuivel.
Dan aarzelen BBB- en PVV-kiezers toch. Als Nederlanders ‘goedkoop vlees’ willen blijven eten, vindt 43 procent van de achterban van die partijen dat veehouders daarin moeten voorzien. Een kwart tot 36 procent vindt van niet.
Bij NSC en VVD liggen de verhoudingen anders. Respectievelijk 22 en 27 procent van hun kiezers zijn het met de stelling eens. NSC-stemmers zijn het stelligst: 60 procent van hen vindt níet dat veehouders in een vraag naar goedkoop vlees moeten voorzien. Van de VVD’ers is dat precies de helft. De rest is onzeker.