
‘Nederland loopt voorop in dierenwelzijn.’ Zo beweren opeenvolgende ministers van Landbouw. Volgens Femke Wiersma (BBB) zijn we zelfs ‘koploper’ op het gebied.
Is dat zo? En doen wij het dan zo goed? Of is het elders zoveel erger?
Een rangorde is lastig te bepalen. In de Alpen grazen koeien de hele zomer buiten, maar staan ze ‘s winters maandenlang vastgebonden in grupstallen die LTO Nederland en FrieslandCampina sinds 2017 als dieronvriendelijk beschouwen.
Denemarken heeft hoge welzijnsnormen voor melkvee, maar de pelsdierhouderij — voor bont — staat er nauwelijks ter discussie. In Nederland hebben we die tijdens corona opgedoekt.
Frankrijk heeft het doden van eendagshaantjes verboden, maar staat dwangvoeding van eenden en ganzen toe om foie gras te maken.
In Spanje komt één op de vijf varkens buiten, maar het land laat ook stierenvechten toe. In delen van Frankrijk en Spanje zijn zelfs hanengevechten nog legaal.
Ranglijsten
Eén manier om landen te vergelijken is aan de hand van wetgeving. Dat doet de Animal Protection Index van World Animal Protection. (De Nederlandse tak is lid van de Dierencoalitie.)
Nederland doet het op papier goed; slechts vijf andere landen halen net als ons een ‘B’. Overal mankeert wel wat; geen enkel land heeft nog een ‘A’. Azerbeidzjan en Iran delen de laagste score: een ‘G’.
Goede wetten verbeteren echter niet altijd het leven van dieren. Vorige maand beschreef ik in deze nieuwsbrief hoe en waarom varkens een kwart eeuw nadat ze in de EU recht kregen op ‘verse lucht’ nog steeds dag in, dag uit de geur van hun eigen mest inademen.
Een vergelijking van wetgeving geeft ons ook geen beeld van de schaal van het dierenleed dat wél wordt toegelaten.
Dat poogt de Animal Cruelty Index van Voiceless, een andere internationale dierenbeschermingsorganisatie. Zij vergelijken hoeveel dieren er per hoofd van de bevolking in ieder land worden geslacht en wat de verhouding is tussen dierlijke en plantaardige consumptie. Daarin staat Nederland op plek 36 van de 50 onderzochte landen. We zijn bijna de drukste slachters ter wereld: alleen in Wit-Rusland worden per hoofd van de bevolking jaarlijks meer dieren geslacht. Het aandeel dierlijke eiwitten in onze voeding is relatief hoog: alleen de Amerikanen, Argentijnen en Australiërs eten meer eieren, vlees en zuivel.
Kan je een bijna-recordaantal dieren slachten en opeten, en toch goed voor ze zorgen? Ik hoop het, want de vleesconsumptie in Nederland daalt mondjesmaat. Laten we daarom de wetten, regels en praktijken achter de cijfers bekijken. Ik beperk me hier tot de drie meest gehouden diersoorten — kippen, runderen en varkens — en vergelijk Nederland vooral met de rest van Europa.
Kippen
Huisvesting
Legbatterijen zijn in de Europese Unie sinds 2012 verboden. Nederland liep voor in het uitfaseren: in 2011 waren er nog maar tien pluimveehouders met legbatterijen. Daar kwamen aanvankelijk ‘verrijkte’ kooien voor in de plaats: een derde groter dan een legbatterij en met een stok voor de kip om op te zitten. Duitsland verbood gelijktijdig de verrijkte kooi en de legbatterij. Nederland verbood verrijkte kooien in 2021.
Van de 43 miljoen leghennen in ons land, leven er zo’n 3,5 miljoen in ‘koloniekooien’: met dertig kippen bij elkaar en minder dan twee A4tjes ruimte per kip. De bezettingsgraad voor scharrelkippen is hetzelfde, maar die leven met z’n allen in één grote stal. Daar kunnen ze vrij rondlopen (niet naar buiten), maar uitrusten is lastig met zoveel drukte. Vrije uitloop is vereist voor 1 ster van het Beter Leven-keurmerk. In 2021 leefde 15 procent van de legkippen en 17 procent van de vleeskuikens onder Beter Leven. Die percentages zullen inmiddels hoger zijn.
Wallonië heeft nieuwbouw van kippenkooien verboden. Bestaande kooien moeten in 2028 zijn omgebouwd.
Kuikendoden
Jaarlijks worden in Nederland tussen de 25 en 40 miljoen ‘eendagshaantjes’ gedood. Omdat ze van legrassen komen: kippen die zijn gefokt voor het leggen van (veel) eieren. De hanen van deze rassen hebben nauwelijks economische waarde, behalve als voer voor roofdieren in de dierentuin. De meesten worden op de dag van hun geboorte vergast. Europese richtlijnen laten ook het versnipperen van kuikens toe, Nederland niet meer.
De vorige minister van Landbouw, Piet Adema (CU), eiste op aandringen van een meerderheid van linkse partijen en PVV dat het kuikendoden in 2026 zou stoppen. Zijn opvolger, Wiersma, stuurde in februari een ‘Roadmap om te komen tot uitfasering (geleidelijke afschaffing) van het doden van eendagshaantjes van legrassen’ naar de Tweede Kamer. Hierin hebben het ministerie, de Dierenbescherming en pluimveesectoren afgesproken dat en hoe er in 2026 geen kuikens meer worden gedood ‘voor de tafeleieren voor de Nederlandse en Duitse markt.’ Dat scheelt 6 tot 7 miljoen dode kuikens per jaar. Het doden van haantjes in andere sectoren, bijvoorbeeld waar eieren worden geproduceerd voor verwerking in gebak, mayonaise en pasta, blijft doorgaan.
In Duitsland geldt sinds 2022 een totaalverbod op kuikendoden, in Frankrijk sinds 2023. De twee landen pleiten, met steun van Ierland, Luxemburg, Oostenrijk, Portugal en Spanje, voor een Europees verbod.
Snavelkappen
Bij veel leghennen in Europa wordt het puntje van de snavel afgeknipt of afgebrand. Dit heet snavelkappen of -knippen. Zo wordt voorkomen dat kippen elkaar verwonden wanneer ze in elkaars veren pikken.
Nederland verbood deze ingreep in 1996. Duitsland volgde in 2017. Pas toen stopten acht op de tien Nederlandse legkippenhouders ook daadwerkelijk met snavelkappen.
Oostenrijk en de Scandinavische landen hebben snavelkappen ook verboden. De rest van de wereld niet.
Runderen
Het welzijn van runderen in Denemarken, Duitsland, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Zweden is iets meer dan een jaar geleden aan de hand van 47 criteria vergeleken. Denemarken en Zweden kwamen daar het beste uit, de Britten gemiddeld, en Duitsland en Nederland het slechtst.
Huisvesting
Aanbind- of grupstallen, waarin runderen naast elkaar staan vastgebonden met hun koppen naar de muur, komen in Nederland bijna niet meer voor. In Denemarken worden ze in 2027 verboden. In de Alpen lopen de koeien ‘s zomers buiten, maar staan ze ‘s winters aan de ketting. Ook in Oost-Europa is dat nog de norm.
Denemarken, Duitsland en Zweden stellen eisen aan de luchtkwaliteit in de stal. Ook verplichten zij onbeperkte toegang tot drinkwater. In het Verenigd Koninkrijk zijn dergelijke standaarden opgenomen in het Red Tractor-programma, waaraan 95 procent van de Britse melkveehouders deelnemen. De Nederlandse regelgeving is minder concreet: alle dieren die voor productie worden gehouden, hebben recht op ‘voldoende verse lucht’ en een ‘toereikende hoeveelheid water’. Wat ‘voldoende’ en ‘toereikend’ is, laat de wet in het midden.
Gezondheid
Red Tractor stelt ook normen voor kreupelheid en ‘uitval’ (vroegtijdige sterfte). In Duitsland en Nederland maakt diergezondheid deel uit van keurmerken, zoals Beter Leven, en programma’s, zoals de Duurzame Zuivelketen, maar die zijn minder streng.
Denemarken, Zweden en Red Tractor verplichten een aparte afkalfruimte (waar de koe rustig kan bevallen). Duitsland en Nederland niet. Ik kan niet achterhalen hoeveel melkveehouders in beide landen toch afkalfruimtes hebben ingericht.
In Denemarken en Zweden moeten de klauwen van melkkoeien twee keer per jaar worden gecontroleerd en indien nodig behandeld. In Nederland is dat één keer per jaar.
Voeding
In Zweden moeten alle koeien op een boerderij tegelijkertijd kunnen eten. In Denemarken geldt die verplichting voor jongvee.
Denemarken eist ook dat het jongvee 20 uur per dag ruwvoer kan eten. De meeste andere landen eisen alleen ‘toegang’ tot ruwvoer. In Nederland hebben kalveren recht op voer ‘dat beantwoordt aan de met hun gedrag samenhangende behoeften.’ Vanaf twee weken oud moeten kalveren ‘een hoeveelheid vezelhoudend voer’ krijgen. Voor kalveren van acht tot twintig weken oud gaat die eis omhoog van 50 tot 250 gram per dag.
Weidegang
Finland, Noorwegen en Zweden verplichten weidegang. In Ierland en het Verenigd Koninkrijk is weidegang niet verplicht, maar wel de norm. Denemarken, dat op andere welzijnsindicatoren hoog scoort, blijft achter: in 2019 kwam een kwart van de Deense koeien buiten. In Duitsland was dat toen 40 procent. In Oost- en Zuid-Europese landen liggen de percentages nog lager.
Acht op de tien Nederlandse melkveehouders laten hun koeien naar buiten. Het gemiddelde aantal uren weidegang is in tien jaar tijd afgenomen. In 2013 stond een grazende koe gemiddeld 1.700 uur per jaar in de wei. Sinds 2021 is dat 1.300 uur, oftewel 15 procent van het jaar.
Denemarken en Zweden stellen hoge eisen aan de bezettingsdichtheid in de stal. Er moet bijvoorbeeld voor iedere koe altijd een ligplek zijn. In Nederland geldt dat wettelijk alleen voor kalveren, maar in de praktijk is dat ook zo voor koeien.
Varkens
Castratie
Mannelijke varkens (beren) worden in de meeste landen gecastreerd tussen een leeftijd van twee en drie weken oud. Gecastreerde beren zijn makker en ruiken minder sterk. Sommige consumenten eten liever geen vlees met een ‘berengeur’.
Nederlandse supermarkten besloten in 2014 om geen vlees meer van gecastreerde varkens in te kopen. Volgens de Dierenbescherming wordt in Nederland nog één op de drie beren gecastreerd. Twee derde van het Nederlandse varkensvlees wordt geëxporteerd. Duitsland is met zo’n 20 procent de grootste afnemer. Dat land verbood onverdoofde castratie in 2021. Frankrijk volgde een jaar later en pleit ook voor een Europees verbod.
In Nederland wordt koolzuurgas gebruikt om biggen te verdoven. Dan voelen ze weliswaar niet de pijn van de castratie, maar door het inademen van CO₂ raken ze wel in paniek, omdat ze het gevoel hebben dat ze stikken. In 2020 werden varkenshouders verplicht om pijnstillers te geven ná castratie, maar ik weet niet of en hoe goed dit wordt nageleefd. In België schijnen 85 procent van de gecastreerde biggen pijnstillers te krijgen.
Couperen
Het afbranden of -knippen van varkensstaarten gebeurt om eenzelfde reden als snavelkappen bij kippen: om te voorkomen dat verveelde varkens in elkaars staarten bijten. Net als het snavelkappen is dit ‘couperen’ in Nederland in de jaren negentig verboden. Toch heeft maar 1 procent van de varkens in Nederland een staart. Het Beter Leven-keurmerk staat couperen bij 1 ster nog toe.
Hoewel staartbijten ook in de biologische sector voorkomt, is er een sterke correlatie tussen leefruimte, afleiding en staartbijten. Ibérico varkens die in Spanje buiten worden gehouden, bijten elkaar nauwelijks.
Huisvesting
De meeste vleesvarkens in Nederland leven met negen tot twaalf soortgenoten in een hok zonder aparte ruimtes om te plassen, poepen en slapen. De wet verplicht ‘hokverrijking’, maar dit kan al worden ingevuld met een ketting of een jute zak. Dat is een paar dagen leuk, maar dan zijn de varkens er wel op uitgekeken.
In de meeste andere EU-landen leven varkens niet beter. In Spanje en het Verenigd Koninkrijk wel: daar kunnen respectievelijk één en twee op de vijf varkens naar buiten. Van de Britse varkens die op stal staan, krijgt 90 procent in ieder geval stro. Dat geldt voor alle varkens in Zweden.
Kraamkooien
Een week voordat ze hun biggen werpen, worden de meeste moedervarkens in een kraambox of -kooi tussen stalen stangen klemgezet. Dit om te voorkomen dat ze hun biggen dooddrukken. (Doorgefokte zeugen geven twee keer zoveel biggen als in de natuur.) De zeugen kunnen hierdoor geen nest bouwen en liggen soms dagenlang in hun eigen uitwerpselen. In de gangbare varkenshouderij blijft de zeug in de kraambox totdat al haar biggen zijn ‘gespeend’. De gemiddelde speenleeftijd in Nederland is 25 dagen.
Ook in de biologische sector worden kraamkooien gebruikt, maar tot maximaal drie dagen na de bevalling.
Denemarken en Duitsland zijn begonnen met het uitfaseren van kraamkooien. Het Verenigd Koninkrijk is al op weg: zo’n 60 procent van de zeugen wordt daar nog in kraamkooien gezet. In Noorwegen, Oostenrijk en Zwitserland mogen kraamkooien slechts enkele dagen voor en na de bevalling worden gebruikt. Alleen in Zweden zijn deze kooien helemaal verboden.
@nick dank voor dit heldere overzicht