Dierwaardige boeren beginnen met 2-0 achterstand
De provincie geeft geen vergunning. De minister subsidieert de concurrentie.
Erik Direks hield enkele jaren geleden nog 13.000 varkens in de buurt van Venray in Limburg. Maar — ‘de grootschalige varkenshouderij loopt vast,’ weet Direks. De sector zwemt volgens hem ‘in een fuik.’ Hij heeft twee van zijn drie bedrijven door de overheid laten uitkopen. Trouw bericht over zijn wens om op de derde locatie 500 varkens op een dierwaardige manier te houden.
Het moet de achtste locatie van Zonvarken worden: een dierwaardig concept met buitenuitloop en modderbaden voor varkens die worden gevoed met reststromen. Per varken is de CO₂-afdruk van deze bedrijven zo’n 60 procent lager dan die van gangbare concurrenten. Bij stroomuitval of brand kunnen de dieren zelf naar buiten gaan. Supermarkt Jumbo verkoopt het vlees met drie sterren van het Beter Leven-keurmerk. (Lees meer over Zonvarken bij Eyes on Animals, één van de 16 organisaties in de Dierencoalitie.)
‘Ik laat een geweldige daling zien van het aantal dieren, dus minder geur, uitstoot van stikstof en broeikasgassen,’ vertelt Direks de krant. ‘Dus wat is het probleem? Wat ik ga doen is toch wat de samenleving wil?’ Hij wacht al drie jaar op een vergunning van de provincie Limburg.
Het probleem van de provincie is dat de stikstofuitstoot elders nog onvoldoende is gedaald om weer natuurvergunningen af te kunnen geven.
‘Voelt krom’
200 kilometer naar het noorden, in het Drentse Aalden, staat een kalverstal die iets wegheeft van Zonvarken. Jan Dubbelhuis en zijn vrouw Sanne hebben hier een buitenuitloop voor kalveren aan hun stal gebouwd.
Toen de ondernemer zijn plan voor het eerst deelde, kreeg hij volgens Nieuwe Oogst veel kritiek. ‘Stro, tocht en regen; verschillende mensen uit de sector zeiden dat dit nooit zou werken,’ vertelt Dubbelhuis. ‘Maar wij wilden het gewoon proberen.’
De meeste kalveren in Nederland komen alleen buiten op de dagen dat ze van bedrijf naar bedrijf en naar het slachthuis worden getransporteerd. Doordat kalveren vrijwel onmiddellijk na hun geboorte bij hun moeder worden weggehaald, geen melk drinken, daardoor minder weerstand opbouwen, en vervolgens met veel andere jonge dieren van verschillende bedrijven bij elkaar worden geplaatst, komt ziekte veel voor in de sector. Terwijl andere veehouderijsectoren reducties laten zien, blijft het antibioticumgebruik in de kalverhouderij hoog. Volgens de stichting Autoriteit Diergeneesmiddelen is ‘een verandering in de kalverketen’ nodig.
Dat zo’n verandering — wel — mogelijk is, laat de familie Dubbelhuis in de praktijk zien. Zij zijn nog maar anderhalf verder en behandelen al de helft minder kalveren met antibiotica. Hun dieren zijn gezonder. Frisse lucht en vrije keuze om naar buiten te gaan, komt ook het dierenwelzijn ten goede. Een buitenuitloop is nog geen weidegang, maar in vergelijking met de dichte stallen van de gangbare kalverhouderij is het een grote verbetering.
‘We moeten als sector vooruit blijven gaan,’ meent Dubbelhuis. Maar bij de provincie vangt hij bot. Opschaling en uitbreiding mag niet, want ook hij krijgt geen vergunning. Er zijn überhaupt geen landelijke regels voor uitloop van kalveren, dus weet de provincie niet waar het een vergunning op moet baseren.
Iedereen is enthousiast als ze hier bij de kalveren kijken. Maar zodra het op vergunningen aankomt, mag het niet. Dat voelt krom.
Beter Leven wordt beter betaald
80 procent van de Nederlanders vindt dat dieren in de veehouderij hun natuurlijke gedrag moeten kunnen vertonen, blijkt uit een peiling die de Dierenbescherming en Dierencoalitie voor de verkiezingen lieten uitvoeren. 74 procent vindt dat dieren iedere dag naar buiten moeten kunnen.
Zo’n 20 procent doet ook daadwerkelijk dier- en milieuvriendelijk boodschappen. Of, preciezer, 21 procent van de bestedingen in supermarkten, foodservice en speciaalzaken zijn met een onafhankelijk keurmerk. Beter Leven van de Dierenbescherming en biologisch zijn samen goed voor ongeveer de helft, daarna volgen Rainforest Alliance en On the way to PlanetProof. Vooral dierlijke producten met keurmerk zijn gewild: 64 procent van de eieren, 62 procent van de vis en 46 procent van vlees(waren) die in 2024 werden verkocht, waren onder keurmerk. Zuivel blijft achter: slechts 20 procent van de totale zuivelbestedingen zijn aan producten met een keurmerk. Dat blijkt uit de Monitor Duurzaam Voedsel 2024 van de Wageningen Universiteit.
Vrijwel alle pluimvee- en varkensvlees in Nederlandse supermarkten heeft inmiddels minstens 1 ster van Beter Leven. Jumbo verkoopt vanaf volgend jaar alleen nog zuivel van On the way to PlanetProof.
Toegeven: 1 ster van Beter Leven is nog niet ‘dierwaardig’ en On the way to PlanetProof gaat over milieu, niet dierenwelzijn. (Check de Keurmerkenwijzer van Milieu Centraal voor meer informatie.)
Maar Beter Leven wordt strenger. Dit jaar zijn de criteria voor varkens aangescherpt. De aankondiging leidde volgens Nieuwe Oogst tot zorgen in de sector dat er te weinig deelnemers zouden overblijven om aan de vraag naar Beter Leven-vlees te voldoen. Het tegenovergestelde gebeurde: de programma’s zitten bomvol.
Deelnemers aan het Beter Leven-keurmerk ontvangen gemiddeld 18 tot 19 eurocent per kilo geslacht gewicht méér dan hun gangbare collega’s. Dat was een jaar geleden nog maar 10 eurocent. Door concurrentie tussen slachthuizen komt daar volgens Nieuwe Oogst al gauw nog 2 of 3 eurocent bij. Na aftrek van mestafzetkosten — die dit jaar zijn gestegen, omdat de hoeveelheid mest die melkveehouders op hun eigen land mogen uitrijden afneemt — resteert voor een gangbaar bedrijf met 1.000 varkens een nettoresultaat van 94.000 euro. Een Beter Leven-bedrijf van dezelfde omvang, waar 200 vleesvarkens minder worden gehouden, houdt netto 26.000 euro méér over.
Aan wiens staat de overheid?
Circa 20 procent marktaandeel is geen slechte basis om de dierwaardige veehouderij op te schalen. Als er sprake zou zijn van een gelijk speelveld. Maar dierwaardige boeren moeten niet alleen opboksen tegen het marktaandeel van de overige 80 procent; de overheid staat nog te vaak aan de kant van de intensieve veehouderij.
Zelfs als innovatieve concepten en houderijsystemen die niet binnen de lijntjes kleuren een natuurvergunning van de provincie krijgen, komen ze zelden in aanmerking voor subsidie van het Rijk. Een boer die een luchtwasser of stikstofkraker aanschaft, krijgt daarentegen tot wel 80 procent van de kosten vergoed.
In juni schreef ik hoe inmiddels demissionair minister van Landbouw Femke Wiersma (BBB) de opdracht van de Tweede Kamer om in uiterlijk 2040 een dierwaardige veehouderij te realiseren in lijn met de principes van de Raad voor Dierenaangelegenheden — waaronder het kunnen vertonen van natuurlijk gedrag — zo heeft uitgekleed dat van dierwaardigheid geen sprake meer kan zijn.
Zo zouden varkens vanaf 2028 niet meer gehéél, maar slechts voor een deel op roostervloeren mogen worden gehouden. Biggen zouden vier dagen langer bij hun moeder mogen blijven. Buitenuitloop wil de minister niet verplichten, omdat nog ‘onvoldoende informatie uit de wetenschap en de praktijk beschikbaar’ zou zijn ‘waaruit blijkt dat het buiten zijn op zichzelf een gedragsbehoefte is van de dieren, en in welke mate die behoefte bestaat.’
Deens onderzoek heeft aangetoond dat varkens er voor kiezen om naar buiten te gaan als ze de kans krijgen.
Ook weidegang voor runderen wil Wiersma niet verplichten, omdat de ‘generieke werking’ die uitgaat van de dierenwelzijnswet daar ‘niet het geschikte instrument’ is. ‘Stimulering in een gebiedsgerichte aanpak past beter.’ Waarmee ze haar eenzijdige focus op emissiereductie verraadt. Weidegang is namelijk én essentieel voor dierenwelzijn én gunstig voor de emissies.
De minimale verbeteringen voor dieren die Wiersma wel voorstelt, maakt zij vervolgens ondergeschikt aan ‘de gestelde kaders voor natuur, milieu, lucht, water en bodem.’ En ze bouwt drie evaluatiemomenten in om te bezien of verdere verbeteringen rendabel zijn voor veehouders. Zo niet, dan gaat het feest wat haar betreft niet door.
Tegelijkertijd blijft ze de intensieve sectoren stimuleren. In haar begroting voor 2026 trekt de minister 442 miljoen euro extra uit voor innovaties in stalsystemen, mestbewerking en voer die de ammoniak- en broeikasgasemissies van veehouderijbedrijven moeten reduceren. Voor het opschalen van een dierwaardige veehouderij maakt zij 50 miljoen euro beschikbaar.
Op donderdag opende Wiersma een nieuw Nationaal Innovatieloket Veehouderij om boeren wegwijs te maken in de vele subsidie- en andere stimuleringsmaatregelen die er zijn om nieuwe apparatuur aan te schaffen. ‘De landbouw verandert,’ zei Wiersma tijdens een kennisdag Doelsturing in de Landbouw in Nieuwegein, ‘maar zal zich blijven ontwikkelen, met nieuwe technologieën.’ Volgens de website van de Rijksoverheid is het ‘uiteindelijke doel’ om veehouders te ‘helpen nog efficiënter te gaan produceren met zo weinig mogelijk verliezen op hun bedrijf. Dat is winst voor de boer en minder emissie.’
Over de dieren geen woord.
Brabantse menukaart
Ook veedichte provincies zitten vast in het oude denken. Niet alleen Drenthe en Limburg, maar ook Noord-Brabant, waar de helft van de Nederlandse varkens leeft.
Deze provincie verplicht veehouders om vooral technologische maatregelen te treffen om hun ammoniakuitstoot te verlagen. De boer mag zelf kiezen! Een ‘menukaart’ van de provincie bevat leest als een brochure van de vee-industrie: biofilters, luchtwassers, mechanische kelderluchtafzuiging, mestbandbeluchting, mestverzamelrobots.
Dit zijn allemaal end-of-pipe oplossingen om schadelijke emissies af te vangen en te filteren. Vergelijk het met een roetfilter in de uitlaat van een auto die op benzine of diesel rijdt; nuttig om de ergste vervuiling tegen te gaan, maar geen structurele oplossing. Een roetfilter slijt en roest, net als een luchtwasser of een mestrobot. Mettertijd neemt de effectiviteit af. Alle elektrische apparatuur in een dichte stal verhoogt ook nog eens de kans op stalbranden, waarbij bijna altijd alle dieren sterven. Want boer en brandweer zijn zelden op tijd om de dieren te bevrijden.
De enige zonder meer diervriendelijke keuze op de ‘menukaart’ van 136 maatregelen is meer weidegang voor runderen.
In de mobiliteit is de structurele oplossing elektrisch rijden. In de veehouderij zijn de structurele oplossingen twee jaar geleden door Caring Farmers, de Dierenbescherming, Natuur & Milieu, Natuurmonumenten en de Vogelbescherming op papier gezet. Geen ‘menukaart’ van 135 keer hetzelfde, maar 13 win-winmaatregelen die én het dierenwelzijn én het klimaat én de natuur én het inkomen van de boer ten goede komen. (We hebben gezien dat Beter Leven de boer beter betaalt.) Een Zonvarken- of vergelijke stal is zo’n win-win. Buitenuitloop en weidegang zijn dat ook.
De win-wins zijn meermaals onder de aandacht gebracht van provincies en het ministerie van Landbouw. In 2023 nam toenmalig minister voor Natuur en Stikstof Christianne van der Wal (VVD) ze in ontvangst. Brabant en Wiersma slaan een andere weg in.


