Zo makkelijk maakt Rutte IV het de (kleine) ondernemers niet
Bedrijven kunnen alle extra regels nauwelijks behappen.
Nederland maakt het ondernemers niet makkelijk. MKB-voorzitter Jacco Vonhof, zelf ooit begonnen als glazenwasser, noemde in zijn EW Economie-lezing een aantal problemen:
De lasten voor bedrijven lopen op.
De regeldruk neemt toe.
Financiering is lastig. De bank verkoopt vaak nee.
Het is risicovol om personeel in dienst te nemen. Ondernemers zijn veel geld kwijt bij ziekte en ontslag.
De coalitiepartijen erkennen de problemen in het akkoord dat zij woensdag presenteerden, maar ik bericht voor Wynia’s Week dat er weinig concrete oplossingen in staan.
99 procent van de bedrijven in Nederland heeft minder dan 250 medewerkers en wordt daarmee als ‘mkb’ beschouwd. Samen leveren zij 70 procent van de werkgelegenheid. Slechts 5 procent van de midden- en kleine bedrijven groeit volgens Vonhof door.
Rutte IV: extra lasten voor bedrijven
De afgelopen kwart eeuw heeft de overheid twee derde van de lastenverzwaringen bij het bedrijfsleven neergelegd. Voor alleen het mkb komt daar de komende tien jaar nog eens 24 miljard euro bij om de ‘verduurzaming’ te bekostigen. Rutte IV verhoogt de lasten voor bedrijven structureel met 1,6 miljard euro per jaar.
De Kamer van Koophandel onderzocht met hoeveel instanties ondernemers te maken hebben: dat zijn er 43!
Het ging een tijd de goede kant op. Tussen 2002 en 2010 werd 40 procent van de regels voor bedrijven geschrapt. Sindsdien zijn er weer veel regels bijgekomen.
Het is voor kleine ondernemers nauwelijks te behappen. Start-ups worden er door ontmoedigd. Alleen grote, gevestigde bedrijven kunnen de accountants, advocaten en ‘compliance officers’ betalen die er op toezien dat alle regels worden nageleefd. Overdadige regelgeving is op die manier een vorm van concurrentieverstoring.
Zieken moeten twee jaar doorbetaald
De nieuwe coalitie wil het makkelijker maken om personeel in dienst te nemen, en de kloof tussen vast en flex verkleinen, maar aan de voornaamste reden dat vooral kleine ondernemers huiverig zijn om mensen in vaste dienst te nemen verandert niets: sinds 2004 moeten bedrijven zieke werknemers niet één maar twee jaar 70 procent loon doorbetalen. Dat is voor een een- of tweemanszaak niet te doen. Sinds 2009 betalen alleen werkgevers de premies van de Ziektewet. Voorheen werden de kosten gedeeld met werknemers.
Rutte II verlaagde de regeldruk voor bedrijven in vier jaar tijd met 2,5 miljard. Rutte III deed het, ondanks de afwezigheid van de PvdA, slechter: MKB-Nederland schat dat er in de afgelopen kabinetsperiode voor bijna 1,2 miljard euro aan regels is bijgekomen. Dat zijn de kosten om aan alle regels te voldoen, inclusief de uren die ondernemers bezig zijn met het uitpluizen van de regelgeving.
Rutte IV belooft een ‘mkb-toets’ om te zorgen dat midden- en kleinbedrijven nieuwe regels aankunnen. Dat is een goed idee. Nog beter zou zijn om voor iedere regel die in het leven wordt geroepen er één af te schaffen.
Hoe doet Nederland het in vergelijking met het buitenland?
De Wereldbank houdt bij hoe makkelijk (of moeilijk) het is om in verschillende landen zaken te doen. Daarin scoort Nederland slecht. We staan op plaats 42. Canada, Denemarken, Duitsland en Israël doen het beter. Zelfs Frankrijk staat hoger, op plaats 32.
Het is in Nederland relatief makkelijk om een zaak te beginnen, althans op papier. Het is echter lastig om als startende ondernemer genoeg geld bij elkaar te sprokkelen. Geen westers land waar de kredietverlening zo hapert als in Nederland.
Banken zijn risicomijdend. Drie op de vier aanvragen van ondernemers wordt afgewezen. Slechts 12 procent van de ondernemers die in geldnood komt, kan bij de bank terecht. Grote bedrijven, daarentegen, krijgen bijna altijd krediet. Komediant Bob Hope had gelijk:
De bank leent je geld als je kan bewijzen dat je het niet nodig hebt.
De coalitie wil ‘onnodige belemmeringen bij financiering’ wegnemen. Tegelijkertijd gaat er meer geld naar groeifondsen en subsidies. Het gevaar is dat banken er alleen maar terughoudender door worden: stuur een ondernemer met een gewaagd plan maar door naar de overheid.
Het fondsenkabinet
Het Nationaal Groeifonds, opgericht door ministers Wopke Hoekstra (CDA) en Eric Wiebes (VVD), heeft volgend jaar 3,4 miljard euro te besteden. Het demissionaire kabinet verwachtte echter maar 216 miljoen aan aanvragen goed te keuren. Invest-NL, dat wordt geleid door oud-minister Wouter Bos (PvdA), houdt ook de hand op de knip: er werd vorig jaar 28 miljoen van de beschikbare 1,7 miljard uitgekeerd.
Beide fondsen zijn bang dat als ze geld lenen aan een bedrijf dat over de kop gaat, de media en Tweede Kamer over ze heen vallen. Maar als de politiek niet bereid is risico te nemen, moet het niet op de stoel van de investeerder gaan zitten. Geef óf het geld uit of schaf zo’n fonds af.
Wat ons verder nekt: vergunningen. Daar gaat meer geld en tijd in zitten dan in de meeste andere rijke landen. Ook duurt het lang om rechtszaken af te handelen.
Als je als ondernemer wilt stoppen, moet je al je personeel een transitievergoeding betalen die kan oplopen tot 84.000 euro per werknemer, of één bruto jaarsalaris. Dat verandert niet.
Ondernemers die failliet gaan, moeten hun privévermogen aanspreken om schuldeisers terug te betalen. De coalitie belooft een ‘betere positie van ondernemers in het faillissementsrecht.’ Hopelijk doelen ze hierop. Het moet namelijk makkelijker worden om een zaak op te doeken. Noodlijdende bedrijven die maar door blijven etteren zitten start-ups in de weg. Arbeidskrachten, klanten en kapitaal blijven bij bedrijven die nauwelijks of geen waarde meer creëren. De overheidssteun tijdens corona heeft alleen maar meer ‘zombiebedrijven’ opgeleverd. Het is voor een goed draaiende economie belangrijk dat bedrijven die niet meer nodig of gewild zijn verdwijnen.
Om er niet helemaal een jammerdal van te maken, een aantal lichtpuntjes:
De belastingdruk ligt in Nederland hoog, maar de Belastingdienst maakt het tenminste wel gemakkelijk om aangifte te doen. Genoeg landen waar dat nog ouderwets op de post moet.
De Nederlandse overheid bemoeit zich overal mee, maar is vrij betrouwbaar. Nieuwe regels worden ruim van tevoren aangekondigd. De infrastructuur is in Nederland goed op orde.
Nederlandse werknemers zijn doorgaans pienter en productief. Vergelijk dat met Duitsers, die doen precies wat de baas zegt zonder zelf na te denken. Of Spanjaarden, die langere uren maken en toch minder werk verrichten.
Nederlandse consumenten zijn bereid om nieuwe diensten en producten een kans te geven. Vandaar dat veel internationale bedrijven in Nederland beginnen voordat ze de rest van Europa ingaan.
Nederland staat dankzij deze pluspunten op plaats 4 in de concurrentieindex van het World Economic Forum. Maar ook de experts in Davos maken zich zorgen over het Nederlandse arbeidsrecht, overdadige regelgeving en zware lasten voor ondernemers.