Nog niet zo lang geleden groeide het geld Rutte IV op de rug. Er werden miljarden geïnvesteerd en miljarden gecompenseerd. Dit jaar komt de rekening. Wie gaat die betalen?
Ambtenaren raden aan om vermogens zwaarder te belasten, schrijf ik in Wynia’s Week. Maar het meeste vermogen zit in pensioenen en het eigen huis, en premier Mark Rutte (VVD) zegt juist: ‘Iemands eerste huis, pensioen of het mkb wil je niet raken.’ De vrees is dat uiteindelijk toch de middenklasse weer opdraait voor de spilzucht van de regering.
De rekening van Rutte IV
De overheid gaf 90 miljard euro uit om de impact van corona op te vangen, waarvan ongeveer de helft naar ondernemers ging. Rutte IV richtte een klimaatfonds in van 35 miljard en een stikstoffonds van 25 miljard. Er is 10 miljard euro vrijgemaakt om de aardbevingsschade in Groningen te herstellen, 5,5 miljard euro om de slachtoffers van de toeslagenaffaire te compenseren en 2,8 miljard euro voor vermogenden die jarenlang ten onrechte belasting betaalden over fictief rendement.
Studenten die tussen 2015 en 2023 geen basisbeurs kregen, ontvangen een eenmalige compensatie van 1 miljard euro. 45-plussers die door de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel worden benadeeld, krijgen ook 1 miljard, maar structureel.
Om huishoudens dit jaar in de hoge prijzen tegemoet te komen, heeft het kabinet de belastingen op brandstof en energie met 6 miljard euro verlaagd.
Op aandringen van de Eerste Kamer stijgt de AOW met het minimumloon mee, wat volgend jaar 1,1 miljard euro extra kost. De minimumloonstijging zelf kost de overheid 1,5 miljard euro.
Elders bezuinigen lijkt geen optie. Er is bijna geen politieke partij die voor een kleinere overheid pleit. Wie gaat de hoge kosten betalen?
Weer de bedrijven?
Alsjeblieft niet het bedrijfsleven, zegt staatssecretaris van Financiën Marnix van Rij (CDA). Naar zijn schatting verzwaarde het vorige kabinet de lasten voor bedrijven al met 7 tot 8 miljard euro per jaar en komt daar deze periode nog eens 6 miljard euro bij.
In het coalitieakkoord was afgesproken dat de vennootschapsbelasting voor midden- en kleinbedrijven zou dalen. In plaats daarvan wordt de belasting voor bedrijven met een winst van minstens 200.000 euro verhoogd. Dat levert de schatkist 1,3 miljard euro op.
Voor inkomen uit ondernemingen wordt in box 2 een schijf toegevoegd. Over meer dan 67.000 euro inkomen uit een bedrijf moet 29,5 in plaats van 26 procent belasting worden betaald.
Vermogens zwaarder belasten
De teneur in Den Haag is dat vermogens zwaarder belast moeten worden. Daar wordt een beginnetje mee gemaakt. In het coalitieakkoord was afgesproken dat de fiscale vrijstelling in box 3 — inkomen uit vermogen — van 50.000 naar 80.000 euro zou gaan. Dat gaat niet door. Opbrengst: 300 miljoen euro. Ook gaat inkomen in box 2 en 3 meetellen in de afbouw van de algemene heffingskorting.
Grote stappen liggen gevoeliger. VVD-fractievoorzitter Sophie Hermans heeft de discussie binnen haar partij aangezwengeld. Zij wil vermogen zwaarder belasten zodat de lasten op arbeid naar beneden kunnen. Voor een partij die zegt op te komen voor de ‘hardwerkende Nederlander’ geen vreemd standpunt, maar Hermans stuit op weerzin in de achterban.
De inkomstenbelasting is in Nederland hoog, met name voor gezinnen waarin slechts één ouder werkt. Wie meer gaat verdienen, mag al gauw de helft van zijn loonsverhoging overmaken aan de Belastingdienst. Voor de laagstbetaalden heeft meer uren maken geen zin: dan verliezen ze toeslagen. De combinatie van progressieve belastingtarieven en toeslagen voor de laagste inkomens maakt dat de inkomensongelijkheid in Nederland laag is. De staat heeft de kunst van het nivelleren goed geleerd.
Vermogensbelasting is afgeschaft
Voor vermogens geldt dat niet: Nederland heeft zo’n beetje de hoogste vermogensongelijkheid van de wereld. De 10 procent rijkste Nederlanders bezitten ruim 60 procent van het vermogen, de rijkste 1 procent hebben 26 procent.
Nog niet zo lang geleden waren de verhoudingen nog schever. In 2015 hadden de rijkste 10 procent bijna 70 procent van het vermogen en de rijkste 1 procent 32 procent.
Dat is niet veranderd door meer belasting te gaan heffen op vermogen. Sterker, er is strikt genomen geen belasting op vermogen. De vermogensbelasting is, net als in andere Europese landen, rond de eeuwwisseling afgeschaft, toen kapitaal zo mobiel bleek te zijn geworden dat een belasting nauwelijks zin meer had.
Daarvoor in de plaats kwam de vermogensrendementsheffing in box 3 die uitging van een fictief rendement: belasting op vermogenswinst. De Hoge Raad zette hier vorig jaar een streep door. Je kunt spaarders en beleggers niet belasten voor rendement dat ze niet hebben gehaald.
Staatssecretaris denkt nog na
Het kabinet wil vanaf 2025 belasting heffen over de echte ‘waardeontwikkeling’ van vermogen. Dat kan vervelende situaties opleveren. Stel dat de vakantiewoning van een echtpaar met AOW in een jaar 10.000 euro meer waard wordt. Moeten zij daar dan ‘vermogensaanwasbelasting’ over betalen? Wat als ze dat geld niet hebben?
‘Hier moet aandacht voor zijn bij de verdere uitwerking’, volgens Van Rij.
Wat als de waardeontwikkeling negatief is? Als de beurs of huizenmarkt inzakt? Krijgen aandeelhouders en eigenaren van een tweede huis dan geld van de Belastingdienst terug?
Van Rij schrijft dat er ‘nagedacht’ wordt over een ‘verliesverrekening’.
Het zijn toch de twee meest voor de hand liggende vragen over een vermogensaanwasbelasting, maar de staatssecretaris heeft er geen antwoord op.
Van Rij wil wel geld zien
Een vermogensaanwasbelasting klinkt toch een beetje als een papieren werkelijkheid. Die vermogensaanwas is immers nog niet verzilverd. Waarom niet pas belasting heffen wanneer aandelen of een tweede huis worden verkocht?
Daar is Van Rij helder over. Hij schrijft aan de Tweede Kamer dat een pure vermogenswinstbelasting — voor aandelen en onroerend goed — ‘uitstel van belastingheffing’ in de hand zou werken. Oftewel: dan vangen we niet ieder jaar geld.
Meeste vermogen zit in steen
Wie vermogen zwaarder wil belasten, stuit op een probleem: het meeste vermogen zit vast in woningen. (Tenzij je de pensioenfondsen als ‘vermogen’ meetelt, daar zit nog meer geld, maar daar blijven de meeste politieke partijen van af.) Vandaar de onrust onder VVD’ers: veel leden hebben een eigen woning.
In het land is dat zes op de tien. Die hebben het door de bank genomen niet slecht. Huizenbezitters hebben 14 keer zoveel vermogen als huurders, gemiddeld 36.000 euro tegenover 2.600 euro. Huurders hebben de afgelopen tien jaar niet meer of minder vermogen opgebouwd. Kopers zijn er gemiddeld 10.500 euro op vooruit gegaan.
Hypotheekschulden en overwaarde worden in die cijfers niet meegerekend. Het verschil zit ’m in lagere woonlasten. De gemiddelde koper is iedere maand minder geld kwijt aan zijn hypotheek dan de huurder aan huur betaald. Op maand- of jaarbasis is dat geen wereld van verschil, maar na tien jaar begint het aan te tikken.
In de cijfers over vermogensongelijkheid wordt de overwaarde van woningen wel meegewogen. Dat verklaart de afname in de vermogensongelijkheid. Woningen zijn de afgelopen tien jaar bijna in waarde verdubbeld. Woningbezitters met een midden- tot hoog inkomen hebben daar relatief meer van geprofiteerd dan de allerrijksten, die naast hun eigen woning veel geld in aandelen hebben.
Is een huis wel ‘vermogen’?
Moet het eigen huis überhaupt worden belast? Is een huis wel ‘vermogen’? Vooralsnog zegt de fiscus: het eerste (‘eigen’) huis niet, het tweede huis wel. Het eerste huis zit in box 1, overige huizen in box 3. Ook in box 1 betaalt de woningbezitter een beetje belasting: het eigenwoningforfait, een percentage van de WOZ-waarde dat bij het inkomen wordt opgeteld. Vorig jaar ging het om 3,1 miljard euro aan belastingopbrengsten.
Daartegenover staat de hypotheekrenteaftrek. Die was vorig jaar maximaal 43 procent en kostte de schatkist 8,8 miljard euro.
Juist door het eigen huis niet als ‘vermogen’ te beschouwen, en kopers de hypotheekrente van hun belasting af te laten trekken, heeft de staat eigenwoningbezit gestimuleerd. Huurders genieten zo’n belastingvoordeel niet.
Tegen elkaar wegstrepen
Een adviesgroep van ambtenaren onder leiding van de bestuursvoorzitter van de Autoriteit Financiële Markten, Laura van Geest, heeft voorgesteld om het eigenwoningforfait — voor de meeste huizenbezitters 0,45 procent — op te hogen naar 2,45 procent en de hypotheekrenteaftrek verder af te bouwen naar 31 procent.
En elegantere oplossing zou zijn de twee tegen elkaar weg te strepen. Geen belasting op het eigen huis? Dan ook geen belastingvoordeel. Dat zou eigenwoningbezitters vorig jaar 5,7 miljard euro hebben gekost.
Erfenissen zijn (voor de staat) geen vetpot
De laatste vorm van vermogen waar de overheid naar zou kunnen kijken zijn erfenissen. Wie 100.000 euro erft van zijn ouders betaalt daar 7.844 euro belasting over. Een werkende betaalt over hetzelfde bedrag 40.782 euro inkomstenbelasting. Deze vorm van vermogensongelijkheid draagt bij aan de kansenongelijkheid: het geeft de kinderen van rijke ouders nog een streepje voor.
Maar zoveel geld valt er bij de vermogenden nou ook weer niet te halen. De inkomstenbelasting levert bijna 66 miljard euro op, de winstbelastingen voor bedrijven 31 miljard. Erf- en schenkbelastingen? 2,5 miljard euro. Geen wisselgeld, maar voor de staat geen vetpot.
Toch weer de grote middengroep
Komen we toch uit bij de grote middengroep die in Nederland al het merendeel van de belastingen betaalt.
De belastingen op vermogen verhogen om de belastingen op werk te verlagen klinkt sympathiek, maar de ervaring leert dat belastingverlagingen vaak óf niet doorgaan óf later worden teruggedraaid.
Huishoudens krijgen dit jaar weliswaar korting op hun energiebelasting, maar in voorgaande jaren zijn de tarieven stapsgewijs verhoogd en volgend jaar groeien ze weer verder.
Het kabinet heeft de accijns op benzine en diesel dit jaar met respectievelijk 17 en 11 cent verlaagd. Daarmee is in één klap 15 jaar aan accijnsverhogingen tenietgedaan. Ook die verlaging is tijdelijk: volgend jaar wordt tanken weer duurder.
Zo blijkt belastingverlaging vooral belastinguitstel: de rekening komt een jaar later.