Liberaal Groen dient 74 amendementen op het VVD-programma in
De paragrafen over klimaat en water mogen van ons best ambitieuzer.
Liberaal Groen dient 74 amendementen in op het VVD-programma voor de Tweede Kamerverkiezingen van 29 oktober. Daar zitten kleine, redactionele aanpassingen tussen. Maar ook grotere inhoudelijke tekstwijzigingen, met name in de paragrafen over klimaat, voedsel en water.
Hoe de amendementen procedureel tot stand zijn gekomen, kun je teruglezen op de website van Liberaal Groen. In deze nieuwsbrief vertel ik graag meer over de inhoud.
Zakelijk in de transitie
In het concept-verkiezingsprogramma, dat door een commissie onder leiding van oud-minister van Economische Zaken Micky Adriaansens is geschreven, lazen wij al speerpunten terug uit de inbreng van Liberaal Groen op het programma vooraf: beleid voor een circulaire economie, optimisme over nieuwe technieken om voedsel te produceren — zoals met precisiefermentatie, kweekvlees, gentech en onder glas — en een zakelijke benadering van de energietransitie door vergroening van het aanbod van elektriciteit en warmte af te stemmen op de toenemende vraag.
Onze prioriteit is de (net)infrastructuur en vergunningverlening op orde krijgen. Dat vereist geen nieuwe doelen, maar doortastend beleid. Anders zetten we mooie plannen op papier waar bedrijven wel hun investeringen op afstemmen, maar waarvan wij weten dat ze waarschijnlijk niet (op tijd) te realiseren zijn.
We kijken ook door naar 2050. Betaalbaarheid en energieonafhankelijkheid zijn voor alle VVD’ers randvoorwaardelijk, maar voor Liberaal Groen niet ‘net zo’ belangrijk als het klimaat. Ambitie mag niet omslaan in wensdenken, maar pragmatisme doet voor ons niet af aan de urgentie. Het terugdringen van broeikasgasemissies is nog steeds dé aanleiding om onze energievoorziening, en op den duur zoveel mogelijk van onze economie, fossielvrij te maken. Vandaar dat we bijvoorbeeld de reductiedoelen voor 2030, 2040 en 2050 nadrukkelijk in het programma willen noemen.
Nationale koppen
Een gelijk speelveld op de Europese markt is net zo goed van belang, maar voor ons geen absolute voorwaarde. Nederlandse biotechnologieën en innovaties in land- en tuinbouw, zoals in zaadveredeling, maar ook in groene gewasbescherming en kweekvlees, vertrekken naar Amerika en Azië als wij wachten totdat de meest conservatieve lidstaten van de EU tot hetzelfde inzicht zijn gekomen als wij: dat vasthouden aan de innovaties van een halve eeuw geleden de enige verkeerde keuze is, en we voor de toekomst niet al te veel uit moeten sluiten.
De ‘voedselzekerheid’ in Europa, laat staan Nederland, staat nog lang niet onder druk: we produceren twee tot drie keer meer eten dan we op kunnen en gooien ook nog eens een kwart weg. Tegelijkertijd krijgen akkerbouwers en tuinders wel degelijk vaker te maken met extreem weer en wordt zoet water schaars. Het voelt in Nederland wellicht alsof we al drastische keuzes maken in de landbouw; wie de klimaatprojecties voor de rest van deze eeuw serieus neemt, weet dat we wereldwijd nog veel grotere problemen krijgen.
We kunnen wél bijdragen aan de grote oplossingen. Want we hebben in Nederland veel kennis op dit vlak. Zo voeren we in Liberaal Groen al langer de discussie over ‘land sharing versus land sparing.’ Onze voorlopige conclusie is: we moeten het allebei doen. Natuurinclusief of klimaatneutraal onder glas; biologisch of hoogtechnologisch — voor al deze innovaties, in bedrijfsvoering en techniek, horen en lezen wij steekhoudende argumenten. Dus laten we vanuit Brussel of Den Haag niet één toekomst voor onze voedselvoorziening kiezen, maar vooral de kaders vaststellen waarbinnen we innovatie en ondernemerschap de ruimte willen geven.
Dat kan soms betekenen dat we wel degelijk een 'nationale kop' op Europees beleid willen zetten, bijvoorbeeld om extra inspanningen of investeringen in eigen land te rechtvaardigen. Voor wat hoort wat. Als wij in Nederland bepaalde vormen van bedrijvigheid een steuntje in de rug willen geven — bijvoorbeeld de dierwaardige veehouderij of regeneratieve landbouw — mogen we daar ook verwachtingen of verplichtingen tegenoverzetten. Sterker, dat zal de rest van Europa dan van ons verlangen, juist om een zo gelijk mogelijk speelveld te behouden.
En soms is in ons dichtbevolkte land, met de hoogste veedichtheid van Europa en 4 miljoen mensen die onder de zeespiegel leven, ook meer inzet nodig om natuur, water en mensen te beschermen. Andere landen kunnen bijvoorbeeld ruimere normen hanteren voor emissies naar lucht en water, omdat ze gewoonweg meer ruimte hebben.
Waar is het water?
Over water gesproken. In het conceptprogramma staan sympathieke teksten over ‘rekening houden’ met de beschikbaarheid van water en de gevolgen van klimaatverandering, bijvoorbeeld bij de bouw van woningen en infrastructuur, maar dat is een afzwakking van het ‘bodem en water sturend’ principe dat Mark Harbers (VVD) als minister van Infrastructuur en Waterstaat in 2022 terecht tot Rijksbeleid verhief.
Het programma stelt ‘vergroening van onze leefomgeving’ in het vooruitzicht, maar vult dat niet concreet in. Behalve dat we niet ‘één groot nationaal park’ van Nederland willen maken, wat niemand heeft voorgesteld.
Liberaal Groen had voorgesteld: leg nieuwe bossen aan, geef ruimte aan rivieren, vernat veenweidegebieden en wendt brede bufferzones rondom Natura 2000 aan om tussenvormen tussen landbouw en natuur, zoals regeneratieve landbouw en de teelt van biobased bouwmaterialen, te onderzoeken en te ontwikkelen. Daarvan brengen we nu één en ander via amendementen in.