En weer kan Nederland opdraaien voor 'Europees' geld dat naar elders gaat
Duitsland en Frankrijk willen meer geld om hun bedrijven te steunen.
Duitse en Franse bedrijven strijken samen 77 procent van alle staatssteun in Europa op. Dat blijkt uit cijfers van de Europese Commissie. De commissaris voor Mededinging, Margrethe Vestager, waarschuwt in een brief aan ministers die in handen is van Politico dat de Europese interne markt onder druk komt te staan:
Er kunnen geen winstgevende en groene transities voor Europa als geheel komen als sommige landen het van andere winnen.
Duitsland en Frankrijk, samen 40 procent van de Europese economie, maken sinds corona gretig gebruik van een ‘tijdelijke’ verruiming van de regels tegen staatssteun. Frankrijk wil die tijdelijke coulance permanent maken, schrijf ik voor Wynia’s Week. De Europese Commissie ziet meer in een EU-fonds.
Macron was te vroeg
Om tegenwicht te bieden aan Amerikaans en Chinees protectionisme, pleit president Emmanuel Macron voor een ‘Made in Europe’-strategie. Naast staatssteun zouden Europese overheden hun eigen bedrijven mogen voortrekken in openbare aanbestedingen. Ook wil Macron een miljardenfonds om innovaties zoals batterijen voor elektrische auto’s en groene waterstof te subsidiëren.
Twee jaar geleden deed Macron dat voorstel ook al, toen met de Duitse bondskanselier Angela Merkel. De Europese Commissie zag er weinig in. Door corona en de gascrisis is het vrijemarktdenken in Brussel echter aan het wankelen. Via de achterdeur hebben Duitsland en Frankrijk alsnog hun zin gekregen. Alleen Nederland stribbelt nog tegen.
Het was eind 2021 een onopgemerkt succesje voor Mark Rutte: de Europese Commissie koos toen zijn kant, en niet die Macron en Merkel. Vestager, net als Rutte liberaal, wees een Frans-Duits voorstel tot versoepeling van haar mededingingsbeleid van de hand.
‘Een sterke handhaving van de mededingingsregels is van fundamenteel belang voor bedrijven en consumenten om ten volle de vruchten te plukken van onze eengemaakte markt,’ verklaarde de Deense.
Macron en Merkel waren teleurgesteld dat Vestager in 2019 een fusie van treinfabrikanten Alstom en Siemens had geblokkeerd. Volgens Duitsland en Frankrijk kortzichtig: om tegen Amerika en China op te kunnen boksen, moest Europa eigen ‘kampioenen’ oprichten. Desnoods met staatssteun. Ook als dat ten koste ging van de concurrentie binnen Europa.
Rutte komt met tegenvoorstellen
Rutte dacht daar anders over. Hij kreeg tal van andere lidstaten, waaronder Finland, Ierland, Polen en Spanje, achter een tegenvoorstel om de Europese markt juist verder te liberaliseren.
De interne markt, die dertig jaar bestaat, gaat uit van vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal. In de praktijk is er nog een wereld te winnen. Zo erkennen lidstaten elkaars opleidingen en vergunningen niet altijd. Pensioenen en andere sociale zekerheden verhuizen niet met werkenden mee. Midden- en kleinbedrijven weten zelden investeerders over de grens te vinden.
Zorg dat Europa echt één markt wordt, zeiden Rutte en zijn medestanders, dan komen die Europese kampioenen vanzelf.
Door corona begon Brussel te twijfelen
Ook die voorstellen kwamen er niet doorheen. Door corona nam de twijfel over de vrije markt in Brussel toe. Er kwamen uitzonderingen op de regels tegen staatssteun om massafaillisementen te voorkomen. Ook Nederland deed mee. In totaal liet de Europese Commissie 380 miljard euro aan staatssteun toe.
Corona was nog niet voorbij of Poetin viel Oekraïne binnen. Reden om de ‘tijdelijke’ uitzonderingen te verlengen. Bedrijven mochten van Europa geen zaken meer doen met Rusland. Dan was compensatie toch op zijn plaats?
Toen kwam de gascrisis. Wederom vond de Commissie dat er sprake was van een uitzonderlijke situatie. Weer werden de regels opgeschort.
Inmiddels wordt de Amerikaanse staatssteun aan elektrische auto’s, computerchips en windturbines aangehaald om in Europa hetzelfde te doen. Staatssteun is tot minstens eind 2023 toegestaan.
Navraag bij de Europese Commissie leert dat van de circa 670 miljard euro aan staatssteun die sinds corona is goedgekeurd, 53 procent naar Duitse en 24 procent naar Franse bedrijven is gegaan.
De overname van gasleverancier Uniper, voor de oorlog afhankelijk van Russisch aardgas, was het duurst: Duitsland mocht daar 35 miljard euro voor uittrekken.
Italië, de derde economie van de EU en toch niet wars van staatssteun, is goed voor 8 procent van de gelden, Spanje en Nederland ieder voor minder dan 2 procent.
In totaal hebben de EU-lidstaten zo’n 200 aanvragen ingediend. Die moeten door de Europese Commissie worden goedgekeurd voordat staatssteun mag worden verleend. 180 kregen het akkoord. Afwijzing komt de laatste jaren weinig voor.
Staatssteun mag niet zomaar
Er zijn voorwaarden. In principe moet staatssteun tijdelijk zijn en ertoe leiden dat een bedrijf weer op eigen kracht verder kan. Ook moeten ondernemers aan de kosten bijdragen, bijvoorbeeld door op de lange termijn de staatssteun terug te betalen. En de tijdelijke steun mag niet tot een permanente verstoring van de markt leiden. Waar nodig moeten daarvoor ‘compenserende’ maatregelen worden getroffen.
Dat kan van kwaad tot erger leiden. Zo maakt Frankrijk ruim 8 miljard euro vrij om de energierekeningen van bedrijven te betalen, ook al kunnen ze zonder die steun. Zo is er nog steeds een gelijk speelveld, maar alleen door alle bedrijven staatssteun aan te bieden.
In het geval van steun aan energiebedrijven heeft Brussel een extra eis: die moeten belastinggeld inzetten op verduurzaming. Bijvoorbeeld door te investeren in waterstof of windmolens.
Amerika geeft industrie impuls
Daarbij kijkt de Europese Commissie met een half oog naar Washington, waar miljarden worden gepompt in de verduurzaming van de energiesector en de maakindustrie.
De omvang van de Inflation Reduction Act, die met inflatie niet zo veel te maken heeft, wordt een beetje overdreven. De 369 miljard dollar aan ‘staatssteun’ bestaat voornamelijk uit belastingvoordelen, niet subsidies, en wordt verdeeld over een periode van tien jaar.
Toch worden elektrische auto’s, kerncentrales en windturbines goedkoper — zolang ze in Amerika worden gemaakt. Een eerdere wet gaf belastingvoordeel op het maken van computerchips. Het beleid van Joe Biden is net als zijn voorganger Donald Trump: made in America.
Al met al een bedreiging voor Duitse en Franse fabrikanten als Areva, Renault, Siemens en Volkswagen, die graag hun elektrische auto’s, kernreactoren en windturbines aan Amerika verkopen.
Von der Leyen wil ‘gelijk speelveld’
Ursula von der Leyen, de voorzitter van de Europese Commissie, vertelde studenten aan het Europacollege in Brugge vorige maand dat concurrentie mooi is, maar er ook een ‘gelijk speelveld’ moet zijn. Als Amerika verduurzaming subsidieert, moet Europa de eigen regels volgens haar ‘aanpassen’ om ‘overheidsinvesteringen in de transitie’ — naar niet-vervuilende energie en industrie — ‘te faciliteren.’
Von der Leyen hield de studenten voor, ‘We moeten voorkomen dat de interne markt wordt verstoord.’ Om er onmiddellijk aan toe te voegen, ‘We moeten ook reageren op de toenemende concurrentie op het gebied van schone technologie.’
Daar zit een spanning tussen. Als Europa bedrijven als Areva, Renault, Siemens en Volkswagen een handje helpt, hebben concurrenten in kleinere lidstaten het nakijken. Hoezo gelijk speelveld?
EU-fonds gaat Nederland weer geld kosten
‘Wat Nederland niet wil is een race to the bottom op staatssteun,’ zei premier Rutte vorige maand in de Tweede Kamer. Noodsteun voor bedrijven is één. ‘Op de langere termijn moeten we geen subsidiewedloop krijgen tussen lidstaten.’
Om dat te voorkomen, willen Macron en Von der Leyen een ‘soevereiniteitsfonds’ oprichten. De Fransen spreken niet toevallig over 365 miljard euro; min of meer de omvang van de Inflation Reduction Act. Bedrijven uit heel Europa zouden daar geld uit kunnen krijgen. Zo wordt voorkomen dat rijke lidstaten hun eigen bedrijven een voordeel kunnen geven ten koste van minder welvarende landen. Zoals Duitsland en Frankrijk het afgelopen jaar hebben gedaan.
Dat fonds zou uiteraard naar draagkracht door lidstaten moeten worden gevuld. Grote kans dat het Nederland meer kost dan het oplevert. We zijn 6 procent van de Europese economie, maar vroegen vorig jaar minder dan 2 procent van de staatssteun aan.
Spanje is, om dezelfde reden, wel overtuigd. Twee jaar geleden trok premier Pedro Sánchez nog samen met Rutte op tegen het plan van Macron en Merkel, maar tegen ‘gratis’ geld uit Brussel zegt de socialist geen nee.
Vestager twijfelt. Een EU-fonds is misschien eerlijker dan de huidige situatie, maar, zo vraagt zij ministers in haar brief:
Hoe vinden we het evenwicht tussen de noodzaak om flexibiliteit te verlenen aan investeringen in sectoren die van strategisch belang zijn voor de groene transitie en de negatieve effecten van staatssteun voor massaproductie, waaronder de mogelijke versnippering van de interne markt en een waarschijnlijke en schadelijke subsidiewedloop met derde landen?
Wat als Amerika en China er nog een schepje bovenop doen?
Rutte houdt voet bij stuk: ‘Er is veel bestaand geld.’ Voordat de EU weer een fonds opricht, moeten de huidige gelden worden aangesproken. Er bestaat al EU-subsidie voor bijvoorbeeld waterstof. En het coronaherstelfonds van meer dan 800 miljard euro is nog niet leeg.
Ook de opvolger van Merkel, Olaf Scholz, wijst overigens ‘nieuwe middelen’ van de hand. Hij weet dat de liberalen in zijn coalitie bezwaar maken.
D66 staat er wel voor open
De partij van Scholz is echter verdeeld. De sociaaldemocraten in de Bondsdag zijn het met Von der Leyen eens. De Groenen ook. Het geld is immers voor de ‘groene’ economie.
In eigen land staat D66 op zijn minst open voor een nieuw fonds. Sjoerd Sjoerdsma vroeg Rutte in de Tweede Kamer akkoord te gaan met steun voor industrie ‘die een meerwaarde heeft voor onze autonomie en energietransitie.’ Ook hij noemde batterijen en groene waterstof.