De voedselomgeving in het regeerakkoord
Veel partijen willen gezond en duurzaam eten makkelijker maken.
In de nieuwe Tweede Kamer gloort een meerderheid om eindelijke voedselprijsbeleid te voeren, schrijf ik vandaag samen met Jaap Seidell, emeritus hoogleraar voeding en gezondheid, en Jeroom Remmers, directeur van de True Animal Protein Price Coalitie, in Trouw.
Dat is verstandig, want als we niet ingrijpen voorspelt het RIVM dat over 25 jaar twee derde van de Nederlanders te dik zal zijn. De zorgkosten zouden in dezelfde periode bijna verdubbelen. Een studie van de Universiteit Maastricht beraamt de maatschappelijke kosten van overgewicht nu al 79 miljard euro per jaar. Dat zijn ziektekosten, maar bijvoorbeeld ook lagere bedrijfsopbrengsten door hogere uitval en verlaagde arbeidsproductiviteit. Werkgeversvereniging VNO-NCW noemt overgewicht inmiddels ‘een maatschappelijk probleem.’
Te weinig variatie in wat we eten en drinken — vaak teveel suiker, vlees en zout en weinig fruit, groenten, noten en peulvruchten — is een belangrijke oorzaak van overgewicht en verhoogt het risico op diabetes type 2 (suikerziekte), hart- en vaatziekten en zelfs kanker.
Prijs speelt weer een belangrijke rol in de eetkeuzes die we maken. Nederlanders consumeren per hoofd van de bevolking bijvoorbeeld meer koemelk dan bijna ieder ander volk. Wie veel melk drinkt, of met boter kookt, zou er goed aan doen om soms te kiezen voor een plantaardig alternatief, gemaakt met haver of kokos. Maar de overheid maakt die keuze niet makkelijk. De verbruiksbelasting op de meeste plantaardige melkdranken is dit jaar verhoogd van 9 naar 26 eurocent per liter. Koe- en sojamelk zijn van de verbruiksbelasting uitgezonderd. In de eerste helft van het jaar nam de verkoop van plantaardige melkvervangers met 7 procent af. Appelsientje en Dubbelfriss hebben ‘een vleugje melk’ aan hun sappen toegevoegd om de verbruiksbelasting te omzeilen. Zo krijgen we zelfs ongevraagd koemelk binnen. Een aantal partijen, waaronder de VVD, willen de belastingvrijstelling van koe- en sojamelk schrappen.
Voedselomgeving
Niet alleen prijs is van belang. Volgens het RIVM worden onze voedselconsumptie en -routines voor een belangrijk deel gestuurd door onze ‘voedselomgeving’. Dat gaat over de beschikbaarheid, bereikbaarheid, kwaliteit, samenstelling en promotie van (on)gezond voedsel, en wat we op werk, thuis en buiten de deur ‘normaal’ vinden. De Raad voor Volksgezondheid en Samenleving waarschuwt dat overgewicht toeneemt door te weinig bewegen en te veel eten, ‘maar ook door ongezonde voeding die we overal ongevraagd aangeboden krijgen en die verslavend werkt.’
Fabrikanten, retailers en horeca besteden jaarlijks 1,6 tot 1,7 miljard euro aan reclame. Daarvan gaat 75 tot 80 procent naar reclame voor frisdrank, snoep, snacks en andere producten die niet in de Schijf van Vijf zitten. 80 procent van het voedselaanbod in de gemiddelde supermarkt is ongezond. In tien jaar tijd zijn 15 procent van de bakkers, groenteboeren en viswinkels in ons land gestopt. Het aantal dönerzaken, donutshops en pizza-afhaalrestaurants is in dezelfde periode met 30 procent gegroeid. Op vijf minuten loopafstand van scholen zijn er in dezelfde periode 40 procent meer fastfoodlocaties bij gekomen.
Alleen de BBB vindt dit blijkbaar geen zorgelijke ontwikkelingen. In het verkiezingsprogramma schrijft de partij:
Geen suikertaks, geen vleesbelasting, geen overheidsinmenging op ons bord of in ons keukenkastje. Mensen kunnen zelf verstandige keuzes maken.
Andere partijen op rechts snappen dat het wel lastig wordt voor mensen om ‘verstandige keuzes’ te maken als we aan alle kanten wordt verleid om dat niet te doen.
En dat we collectief opdraaien voor de gevolgen. Ruim twee derde van de zorgkosten worden betaald door de overheid en werkgevers. De hoogte van onze verzekeringspremies, eigen bijdragen en het eigen risico, waarmee de overige één derde van de zorgkosten worden gefinancierd, hebben niets te maken met individueel gedrag. We nivelleren en socialiseren dus de kosten die individuele keuzes veroorzaken. Mogen we ons als samenleving dan ook niet een beetje bemoeien met die keuzes?
‘Door in te zetten op positieve gezondheid, verminderen we de ziektelast,’ schrijft de VVD. Maar de liberalen zijn nog zoekende naar de juiste balans tussen collectieve en individuele verantwoordelijkheid:
Om de collectieve solidariteit in het Nederlands zorgstelsel te behouden, moeten we een groter beroep doen op de individuele verantwoordelijkheid van iedere Nederlander voor zijn eigen gezondheid.
Maar ook:
We helpen mensen met een gezonde eetstijl. Waar mogelijk maken we de gezonde keuze, de makkelijke en betaalbare keuze.
Daarin vinden ze een belangrijke bondgenoot:
Het CDA wil gezonde keuzes makkelijk maken en mensen stimuleren om gezond te leven – fysiek, sociaal en mentaal.
En ook D66 wil komen tot ‘een gezonde voedselomgeving, waar je wordt verleid tot gezond eten.’
Gezond eten op werk
D66 wil ‘gezond eten op het werk’ stimuleren. De Partij voor de Dieren heeft daar een concreet voorstel voor:
We gaan bedrijfskantines aanmoedigen gezonde maaltijden aan te bieden door bijvoorbeeld een fiscale vrijstelling op gezond voedsel.
Het CDA trekt het breder:
Ook het aanbod van eten en drinken op bijvoorbeeld scholen, trein- en tankstations, sportclubs en musea moet gevarieerder.
Over het ‘hoe’ blijven de middenpartijen vaag. In de verkiezingsprogramma’s van andere partijen lees ik geen voorstellen om het voedselaanbod in bedrijfscatering en -kantines gevarieerder en gezonder te maken.
Publieke instellingen
Voor publieke instellingen hebben partijen concretere wensen. BBB en VVD willen ‘meer aandacht’ voor gezonde voeding op school. De VVD stelt (zelfgekookte) maaltijden voor. Slechts twee op de vijf kinderen eten nu de dagelijkse aanbevolen hoeveelheid groente en fruit.
D66 wil de gezonde keuze de makkelijke keuze maken op scholen, in overheidsgebouwen en in ziekenhuizen. Het CDA wil gratis fruit voor kinderen op de basisschool, en Centra voor Jeugd en Gezin, kinderopvang en scholen meer mogelijkheden bieden om gezond leven – bewegen, eten, mentaal – in te bedden in hun aanpak.
De PvdD doet ook hiervoor de meest verstrekkende voorstellen: structurele overheidsfinanciering voor schoolkantines en volkskeukens met biologische en lokale maaltijden; op en rond scholen alleen gezond voedselaanbod; 100 procent biologische en plantaardige inkoop door publieke instellingen; ‘altijd’ vers fruit voor bewoners en patiënten van zorginstellingen; en minimaal één volwaardige plantaardige maaltijd op het menu van ziekenhuizen.
Aanbestedingen
Een onderwerp waar partijen het snel over eens kunnen worden, is publieke aanbestedingen inzetten om de verduurzaming van de land- en tuinbouw aan te jagen.
‘Bij aanbestedingen moeten niet alleen de kosten meewegen, maar ook de kwaliteit,’ meent GroenLinks-PvdA.
ChristenUnie en D66 willen dat de overheid voorkeur geeft aan biologisch en lokaal geproduceerd voedsel. De ChristenUnie voegt daar ‘duurzaam’ aan toe, D66 plantaardig. De VVD wil ‘bij voorkeur’ van erkende standaarden inkopen die een duurzaamheidsvergoeding aan boeren betalen.
JA21 pleit voor minder en eenvoudigere aanbestedingsregels.
Fabrikanten
De Rijksoverheid heeft afspraken gemaakt met de levensmiddelenindustrie om toevoegingen van suiker, vet en zout aan voedingswaren te verlagen: de Nationale Aanpak Productverbetering. In 2026 bericht het RIVM over de voortgang, maar politieke partijen zien de bui al hangen.
D66 en Volt vinden de aanpak te vrijblijvend en roepen op tot ‘bindende’ afspraken. ‘Als dit geen effect heeft,’ schrijft D66, ‘dan moet hierop gehandhaafd worden via strenger normeren of boetes.’ De VVD wil fabrikanten ‘houden’ aan de gemaakte afspraken. GroenLinks-PvdA kiest voor een wettelijke grens aan de hoeveelheid suiker in producten, de ChristenUnie voor een suikerheffing.
Een normering van 5 gram toegevoegde suikers per 100 gram (fris)drank zou volgens het RIVM jaarlijks 9 procent minder diabetespatiënten, 7 procent minder hartpatiënten en 7 procent minder beroertes opleveren. Ook zou overgewicht onder kinderen 7 procent lager uitvallen. Zo’n normering kost de belastingbetaler geen cent, maar zou wel rond de 65 miljoen euro zorgkosten per jaar besparen.
Het CDA houdt zich een beetje op de vlakte, maar denkt wel in dezelfde richting:
Ook ketenpartijen – zoals supermarkten, verwerkers en banken – moeten hun verantwoordelijkheid nemen en boeren helpen bij de transitie naar duurzame landbouw, ook financieel.
Supermarkten
Ook met supermarkten zijn afspraken gemaakt, in het Nationaal Preventieakkoord van 2018, om een jaarlijkse consumptiegroei in voedsel uit de Schijf van Vijf te realiseren. Dat is niet gelukt. Ook hier vinden partijen het tijd voor dwingendere maatregelen.
D66 wil de gezondheidsdoelen uit het Nationaal Preventieakkoord omzetten in een Wet publieke gezondheid. Het CDA zou het Preventieakkoord ‘aanscherpen’:
Supermarkten moeten zich steviger inspannen om hun maatschappelijke bijdrage te leveren aan gezond leven.
De VVD houdt het vooralsnog op supermarkten ‘houden’ aan de afspraken die al staan.
Vergunningverlening
Gemeenten mogen nu geen vergunning weigeren aan nóg een donutshop of nóg een snackbar omdat het voedselaanbod in een wijk al erg ongezond is. Een aantal steden, waaronder Amsterdam, Ede, Rotterdam en Utrecht, wil die bevoegdheid wel. Amsterdam en Zwolle zijn hun lokale voedselomgeving in kaart aan het brengen om in de toekomst het weigeren van vergunningaanvragen op grond van volksgezondheid te kunnen onderbouwen. Zwolle is er zo bijvoorbeeld achtergekomen dat op 30 procent van de vaste horecalocaties in de stad snacks en/of fastfood wordt verkocht.
De oproep van gemeenten vindt weerklink bij de PvdD:
We beperken het aantal nieuwe vestigingen van fastfoodketens en snackbars en stimuleren de verkoop van gezond voedsel, voor iedereen met elk inkomen. Gemeenten krijgen daarmee de mogelijkheid om aanbieders van gezonde, plantaardige en biologische voeding voorrang te geven in het vestigingsbeleid, boven snackbars, fastfoodketens en andere aanbieders van ongezond voedsel.
En bij de VVD:
Ook nodigt de gezonde leefomgeving uit tot het maken van gezonde keuzes, zonder dat de vrijheid van het individu aangetast wordt. Gemeenten krijgen de bevoegdheid om gezondheid mee te wegen in hun vergunningverlening.
Reclame
De PvdD wil alleen nog reclame voor gezonde, biologische en diervriendelijke producten:
Er komt een stop op de promotie van ongezond en dierlijk voedsel; we stoppen allereerst met kiloknallers.
Dat gaat andere partijen te ver, hoewel Volt wel supermarktaanbiedingen op vlees wil verbieden.
CDA, D66 en PvdD vinden elkaar in een verbod op kindermarketing voor ongezonde producten.
GroenLinks-PvdA gaat verder:
Reclame in de buitenruimte tast het straatbeeld aan en werkt overmatige consumptie in de hand. Er komt landelijke wetgeving die gemeenten verplicht tot een beperking van reclameborden in de hele stad, of specifieke gebieden.
Verpakkingen
De PvdD wil dierenleed verplicht zichtbaar maken op de verpakkingen van eieren, vlees, zuivel en producten waar dierlijke ingrediënten in zijn verwerkt. Restaurants zouden deze informatie op de menukaart moeten zetten.
Volt pleit voor een Eco-Score vergelijkbaar met de Nutri-Score, zodat consumenten gemakkelijker duurzame eetkeuzes kunnen maken:
Dit bevat broeikasgasemissies, bodemvruchtbaarheid, waterkwaliteit, erosie, biodiversiteit en circulariteit.
Volt ziet het liefst een Europees duurzaamheidslabel. De PVV pleit juist voor een vrijwillige keurmerk Promotie van Vaderlands Voedsel.


