Bestrijd inflatie en personeelstekorten met belastingverlaging
Hogere lonen leiden tot hogere prijzen. Een belastingverlaging heeft dat risico niet.
Het kabinet ziet maar één oplossing voor de personeelstekorten, schrijf ik in Wynia’s Week: hogere lonen. ‘De werkgevers zijn aan zet,’ zegt minister van Financiën Sigrid Kaag (D66). Terwijl het kabinet de krapte op de arbeidsmarkt mede heeft veroorzaakt door bedrijven tijdens corona kunstmatig overeind te houden. Het aantal faillisementen is in veertig jaar tijd niet zo laag geweest.
Tegelijkertijd denkt de coalitie na over maatregelen om vooral de laagste inkomens in de hoge prijzen van brandstof, boodschappen en energie tegemoet te komen. Daarvoor zou geld moeten worden geleend, of de belastingen moeten omhoog, of beide.
Hogere lonen, hogere prijzen, hogere belastingen — kan dat niet anders?
Belastingverlaging is een win-win
Ik schreef eerder dat de coalitiepartijen nadenken over het verhogen van de belastingen op vermogen, waaronder het eigen huis. Daar zou verlaging van de inkomstenbelasting tegenover staan. Werk moet aantrekkelijker worden dan rentenieren.
Haal zo’n belastingverlaging naar voren. Verhoging van de lonen kan leiden tot verhoging van de prijzen: bedrijven moeten het geld ergens vandaan halen. Een belastingverlaging brengt dat risico niet met zich mee, maar zorgt er wel voor dat huishoudens meer geld overhouden om hun rekeningen van te betalen.
Bijkomend voordeel is dat het aantrekkelijker wordt om meer te gaan werken, wat de personeelstekorten aanpakt: het kabinet vangt twee vliegen in één klap.
De overheid kan het zich veroorloven. Het Centraal Planbureau schat dat het begrotingstekort dit jaar op minder dan een procent van het bruto binnenlands product uitkomt. Door de hoge inflatie nemen de btw-inkomsten toe en neemt de grootte van de staatsschuld in verhouding tot de economie af.
Lonen stijgen, maar prijzen stijgen sneller
De energieprijzen zijn in een jaar tijd drie keer over de kop gegaan. Boodschappen zijn 18,5 procent duurder dan een jaar geleden. De inflatie is sinds 1975 niet zo hoog geweest.
Werkgevers hebben de lonen al verhoogd, dit jaar met gemiddeld 3,2 procent. Tevens rekent 60 procent van de ondernemers de gestegen kosten van bijvoorbeeld energie en transport niet, of niet volledig, door aan hun klanten. In de eerste helft van het jaar draaide één op de drie ondernemers verlies.
Hoge belastingen zijn tijdelijk verlaagd
Eén reden dat energie zo duur is, is dat Nederland bijna de hoogste energiebelastingen van Europa heeft. Een gemiddeld huishouden betaalt hier twee keer zoveel voor gas en stroom als in Frankrijk. Hetzelfde geldt voor benzine en diesel: Nederland heeft de hoogste accijnzen in de EU.
Toegegeven, de overheid heeft de belastingen op energie en brandstof dit jaar verlaagd. Ook kregen huishoudens met een inkomen tot 120 procent van de bijstandsnorm een eenmalige energietoeslag van 1.300 euro van hun gemeente. Die maatregelen kosten dit jaar 6,5 miljard euro.
Gerichte maatregelen zijn ingewikkeld
De accijnzen en energiebelasting zouden permanent kunnen worden verlaagd, maar veel politieke partijen zien het als ‘nadeel’ dat midden- en hoge inkomens daar ook van profiteren. Dus wordt gedacht aan gerichte, maar ingewikkelde, maatregelen, zoals een ‘sociaal’ energietarief of het koppelen van belastingkorting aan de zorgtoeslag. Gemeenten en de Belastingdienst, die nu al moeite hebben met de uitvoering, wachten in spanning af.
Een verhoging van de arbeidskorting of verlaging van de eerste schijf in de inkomstenbelasting zou simpeler en nauwelijks minder doeltreffend zijn.
Werkgevers komen massaal personeel te kort
Voor iedere 100 werkzoekenden zijn er 143 vacatures: 327.000 werklozen, 3 procent van de beroepsbevolking, en 467.000 banen. Een jaar geleden waren de verhoudingen nog omgekeerd: toen waren er slechts 78 vacatures voor iedere 100 werkzoekenden.
84 procent van de werkgevers komt personeel te kort. Voor 38 procent is het zelfs de grootste kopzorg. De enige oplossing op de korte termijn is vaak meer uren maken. In de cultuur- en recreatiesector is het aantal gewerkte uren in een kwartaal tijd met 6,6 procent gestegen.
Meer werken loont echter niet voor iedereen. De Algemene Werkgeversvereniging Nederland rekende Wynia’s Week in mei voor dat van iedere twee euro loonsverhoging er gemiddeld één in de staatskas verdwijnt. Over een loonsverhoging van 10 procent betaalt een werkende met minimumloon 40 procent belasting, een werkende met een modaal salaris 49 procent en iemand met twee keer modaal 56 procent.
‘Armoedeval’ dreigt voor werkende ouders
Een werkende met minimumloon kan onder de streep zelfs armer worden, als hij of zij toeslagen verliest. Dat risico geldt vooral voor gezinnen waarin één ouder voltijd werkt. Met een gezinsinkomen van 21.000 euro (het minimumloon) tot 38.000 euro (modaal) is meer werken zelden lonend. Vandaar dat moeders en vaders die deeltijd werken geen voltijdbaan willen. Dan rekenen we eventuele kosten van kinderopvang niet eens mee.
Zo’n ‘armoedeval’ — meer werken en toch minder verdienen — dreigt ook voor de miljoen Nederlanders met een beperking die niet eens tot de beroepsbevolking worden gerekend. Zes op de tien van hen zouden er financieel op achteruit gaan wanneer zij naast hun uitkering werken. Dan heeft het verhogen van salarissen geen zin.